Mens en Zorg Hoofdstuk 6t/m10

Welk woord past het
beste bij het plaatje?
A
Robotica
B
E-health
C
Ergonomie
D
Domotica
1 / 47
suivant
Slide 1: Quiz
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welk woord past het
beste bij het plaatje?
A
Robotica
B
E-health
C
Ergonomie
D
Domotica

Slide 1 - Quiz

Tips goede werkhouding
Ergonomie betekent verstandig met je lichaam omgaan, dus letten op een goede houding.
  1. Neem een stabiele houding aan 
  2. Zak door de knieën
  3. Houd het voorwerp zo dicht mogelijk bij het lichaam
  4. Til vanuit je benen, langzaam met rechte rug
  5. Draag goede schoenen
  6. Til zware dingen met z'n tweeën

Slide 2 - Diapositive

Voordelen van ergonomisch werken.
  • Het maakt je werk gemakkelijker.
  • Het bespaart tijd en energie.
  • Het kan lichamelijke klachten voorkomen.
  • Het maakt het werken veiliger.

Ergonomie is dus beter voor je gezondheid en je voelt je er beter bij.




Slide 3 - Diapositive

Wat is een transfer?
A
het verplaatsen van een zorgvrager in en uit bed
B
Het overplaatsen naar een andere afdeling
C
Het helpen van een zorgvrager met de algemeen dagelijkse zorg
D
het verplaatsen van een zorgvrager in en uit een rolstoel

Slide 4 - Quiz

Wat is ergonomisch werken?
A
Werken zodat lichamelijke klachten voorkomen worden
B
Milieubewust werken
C
Desinfecterend werken (zonder besmettingsgevaar)
D
Werken volgens een methode (planmatig)

Slide 5 - Quiz

De tillift
Als een zorgvrager zich niet meer kan verplaatsen, wordt er een tillift gebruikt. 
Er zijn twee soorten liften:
  • de actieve lift  
  • de passieve lift
Om een keuze te maken tussen een actieve- of passieve lift, moet je weten wat een zorgvrager nog zelf kan. 

Slide 6 - Diapositive

Actieve tillift 
Passieve tillift 

Slide 7 - Diapositive

Eerste hulp:
Wanneer verleen je eerste hulp?
Wanneer eindigt de eerste hulp?
Doel van de eerste hulp?
Belangrijk bij eerste hulp.

Slide 8 - Diapositive

1. Verplaats het slachtoffer bij gevaar
2. controleer het bewustzijn
3. let op gevaar
4. Controleer de ademhaling
5. handel bij levensbedreigend letsel en ziekte
A
1 - 2 - 3 - 5 - 4
B
3 - 1 - 2 - 4 - 5
C
3 - 4 - 2 - 1 - 5
D
1 - 3 - 2 - 4 - 5

Slide 9 - Quiz

Bij EHBO zijn er 4 regels waaraan je je moet houden. Wat is geen regel van de EHBO?
A
Let op gevaar
B
Zorg voor deskundige hulp
C
Versleep het slachtoffer van de plaats waar hij ligt of zit.
D
Stel het slachtoffer gerust en zorg voor beschutting.

Slide 10 - Quiz

Welke handeling doe je bij iemand die bewusteloos is?
A
Greep van Heimlich
B
Stabiele zijligging
C
Greep van rautek
D
Reanimeren

Slide 11 - Quiz

Bekijk de afbeelding.

Welke EHBO -techniek wordt hier toegepast?

A
Handgreep van Zach
B
Heimlich greep
C
Rautekgreep
D
Stabiele zijligging

Slide 12 - Quiz

Iemand heeft een grote bloedende wond waar een voorwerp uitsteekt. Wat moet de EHBO’er doen?
A
Het voorwerp eruit halen en dan de wond dichtdrukken.
B
Het voorwerp laten zitten en daaromheen drukken, direct op de wond.
C
Het voorwerp eruit halen en dan de wond verbinden.
D
Op het voorwerp drukken en iemand anders vragen om op de huid rondom de wond te duwen.

Slide 13 - Quiz

Verschillende wonden:
Kleine wonden: bijv. schaafwond.
Grote wonden: bijv. diepe snijwond.
Brandwonden.
Wanneer professionele hulp nodig?

Slide 14 - Diapositive

Brandwonden:
Eerstegraads.
Tweedegraads.
Derdegraads.
Wanneer professionele hulp nodig?

Slide 15 - Diapositive

Wat is dit voor wond?
A
Snijwond
B
Brandwond
C
Schaafwond
D
Schuifwond

Slide 16 - Quiz


Is deze brandwond
A
1e graads
B
2e graads
C
3e graads
D
1e graads en 2de graads

Slide 17 - Quiz

Wat gebeurt er bij verslikken?
A
Er komt voedsel in de luchtpijp
B
Er komt lucht in de slokdarm
C
De huig sluit niet op tijd
D
Er komt maagzuur omhoog

Slide 18 - Quiz

Iemand krijgt een tetanus injectie.
Wat is tetanus?
A
Een virus die je kan oplopen door een verkoudheid.
B
Een bacterie die je kan oplopen door straatvuil.
C
Een bacterie die je kan oplopen door bloedcontact.
D
Een virus die je kan oplopen door een bacterie in een wond.

Slide 19 - Quiz

Wat is er fout?
Als iemand een bloedneus heeft dan...
A
laat je hem zitten in schrijfhouding
B
knijp je zijn neus 10 minuten dicht onder het tussenschot
C
als het bloeden stopt laat je hem zachtjes snuiten
D
moet je hem eerst gerust stellen

Slide 20 - Quiz

Hoeveel minuten moet je gelijk koelen bij een brandwond?
A
5
B
15
C
10
D
1

Slide 21 - Quiz

1. Een infectieziekte kan veroorzaakt worden door:
A
Een virus of een bacterie
B
Inenten
C
Vaccinatie
D
Een ziekte

Slide 22 - Quiz

2. Hoe hoog kan de koorts oplopen bij griep?
A
38 graden Celsius
B
36 graden Celsius
C
43 graden Celsius
D
40 graden Celsius

Slide 23 - Quiz

10. In brood, aardappelen, rijst en pasta zitten vitamine...
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 24 - Quiz

Medicijnen
1. Vrij verkrijgbare medicijnen


2. Medicijnen op recept

Slide 25 - Diapositive

Vrij verkrijgbare medicijnen

Te koop bij apotheek, drogist, supermarkt, benzinestation
Geen recept van arts/specialist nodig
Bijvoorbeeld; paracetamol, hoestdrank

Slide 26 - Diapositive

Medicatieveiligheid - de regel van 5:

1. Controle van naam van zorgvrager op de medicijnen
2. Controle of je het juiste medicijn hebt
3. Controle of het de juiste dosering is
4. Controle op het juiste tijdstip
5. Controle de juiste manier van toedienen

Slide 27 - Diapositive

12. Wat is een voedingssupplement?

Slide 28 - Question ouverte

Hart- en vaatziekten
Verzamelnaam voor alle aandoeningen aan het hart en/of de bloedvaten


Eén op de vier Nederlanders overlijdt aan deze ziekte
Belangrijkste doodsoorzaak

Slide 29 - Diapositive

Oorzaken
Ongezonde leefstijl; roken, te veel/te vet eten
Hoge bloeddruk
Diabetes
Erfelijke factoren


Slide 30 - Diapositive

Symptomen

Pijn op de borst - benauwdheid
Hartkloppingen
Blijvende vermoeidheid
Krachtverlies in armen of benen
Onwel worden

Slide 31 - Diapositive

Beroerte
Ook CVA genoemd = Cerebro Vasculair Accident / een ongeluk in de hersenen

Verzamelnaam voor verschillende problemen met de bloedvoorziening van de hersenen
Een deel van de hersenen krijgt geen zuurstof

Slide 32 - Diapositive

Symptomen

Slide 33 - Diapositive

De griep
De griep of influenza:
een ziekte waarbij de luchtwegen geïnfecteerd zijn
treedt op in de winter en vroeg in het voorjaar

incubatietijd is één tot vier dagen
Incubatie = de tijd tussen het moment van besmetting en de dag dat de ziekte uitbreekt

Vermoeidheid, koorts, soms met koude rillingen, keelpijn en een droge hoest



Slide 34 - Diapositive

Voedselvergiftiging
Voedselvergiftiging:

Plotseling ziek, ziekmakende stof in eten of drinken
Salmonellabacterie - in vlees, eieren, melk, vis
Via rauw dierlijk voedsel, door onvoldoende hygiëne

Incubatietijd is 12 tot 36 uur na besmetting

Symptomen:
misselijkheid, braken
Buikpijn en diarree
koorts en diarree



Slide 35 - Diapositive

Lichaamstemperatuur meten

oraal: onder de tong, verschil tussen 3-5 graden

rectaal: meest betrouwbaar, direct de temperatuur van het lichaam

in het oor: oor thermometer

onder de oksel: 0,5 tot 0,7 graden verschil met de werkelijke temperatuur

Slide 36 - Diapositive

COPD  Chronische bronchitis en longemfyseem
Longen werken niet meer goed doordat ze ontstoken zijn of doordat er longblaasjes verloren gaan.

ontstaat meestal pas op oudere leeftijd

Oorzaak COPD:
Roken zorgt dat de longen geprikkeld worden > longen raken ontstoken



Slide 37 - Diapositive

Symptomen COPD

Hoesten - wordt ook wel een rokershoest genoemd

Benauwdheid

Kortademig

Weinig energie


Slide 38 - Diapositive

Astma
Chronische ontsteking van de luchtwegen

De longen zijn snel geïrriteerd en gevoelig voor rook, uitlaatgassen of huisdieren
Komt voor in combinatie met een allergie

Oorzaak Astma:
Ontsteking van de luchtwegen
Erfelijkheid: astma zit vaak in de familie


Slide 39 - Diapositive

Symptomen Astma

Benauwdheid
Door benauwdheid angst en transpireren
Hoesten
Piepende ademhaling

opdracht 9.07

Slide 40 - Diapositive

Kinderziekte
Een infectieziekte kan veroorzaakt worden door:
een virus: verkoudheid, mazelen of waterpokken
een bacterie: kinkhoest of roodvonk

Vaccinatie = inenten
Geeft een goede en veilige bescherming tegen infectieziekten


Slide 41 - Diapositive

Inenten
Een stof wordt in het lichaam gespoten, die ervoor zorgt dat je de infectieziekte niet krijgt

Voorbeelden van infectieziekten zijn:
 - difterie
 - kinkhoest
 - tetanus
 - polio
 - (een vorm van) hersenvliesontsteking
 - bof
 - mazelen
 - rode hond

Slide 42 - Diapositive

Domotica betekent:
A
Robot
B
Automatisering in huis
C
Huishoudster
D
Zelfstandig

Slide 43 - Quiz

EPD betekent...
A
Elektronisch patiënten dossier
B
Elke patiënt een dossier
C
Elkaars patiënten dossier
D
Elektronisch papieren dossier

Slide 44 - Quiz

Een voordeel van zorgtechnologie is:
A
Mensen kunnen langer thuis wonen
B
Personeel hoeft minder te doen
C
Mensen worden er ouder door
D
Er zijn geen voordelen

Slide 45 - Quiz

Wat betekent het begrip e-health?

Slide 46 - Question ouverte

Zorgtechnologie kan:
A
Een handicap compenseren
B
Leefomgeving van mensen veiliger maken
C
zorgmedewerkers ondersteunen
D
Alle drie is waar

Slide 47 - Quiz