Les 29 JAN 3 H

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2,3

WIE GEHT ES EUCH?

WIEDERHOLEN

HAUSAUFGABEN

Kiest uit 1 van de drie opdrachten:

1) Lesen: Aufgabe 24, S. 30

2) Grammatik: Aufgabe 3, S. 142

3) Schreiben: Aufgabe 20, S. 27

DENK NA OVER MET WIE JE WILT PRESENTEREN EN OVER WAT

Lösungen 

auf TEAMS

Naamvallen

Die Giraffe bekommt einen Hut.

 persoonsvorm ( werkwoord) --> bekommen 

 wie krijgt? --> die Giraffe ( 1e nv ond)

Wat wordt er gekregen? --> den Hut( 4e nv lijdend vw)

Die/ eine Giraffe -                          der/ ein Hut

 bekommen = krijgen

Der Mann gibt der Giraffe den Hut.

persoonsvorm ( werkwoord) --> geben ( gibt) 

 wie geeft? --> der Mann ( 1e nv ond)

Wat wordt er gegeven? --> den Hut( 4e nv lijdend vw)

Wie krijgt de hoed? --> der Giraffe (3e meewerkend vw)

der/ein Hut -       die/eine Giraffe -       der/ein Mann

   Meine Mutter lernt Spanisch.

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

1e naamval

3e naamval

4e naamval

Spanisch

Meine Mutter

  Du gibst deinem Hund einen Ball.

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

1e naamval

3e naamval

4e naamval

deinem

Hund

einen Ball

Du

Stappenplan

1) Zin ontleden

a) onderwerp = 1e naamval

b) lijdend voorwerp = 4e naamval

c) meewerkend voorwerp = 3e naamval 

2) Der groep/ein groep? 

Pas de jusiste uitgang toe. 

Er liest das Buch.
Welke functie heeft 'das Buch'

1. het onderwerp van de zin
2. het lijdend voorwerp van de zin
3. het meewerkend voorwerp van de zin

Das Buch = lijdend voorwerp
Dus: welke naamval past?

Er liest _____ Zeitschrift (tijdschrift, v)
Wat past?

1. der
2. die
3. das

Ich gebe dem Hund den Knochen.
Meewerkend voorwerp.
Dat komt in welke naamval?

1. 1e naamval
2. 3e naamval
3. 4e naamval

Ich gebe dem Hund den Knochen.
Welke functie heeft 'dem Hund'?

1. onderwerp van de zin
2. lijdend voorwerp van de zin
3. meewerkend voorwerp van de zin

Wie schwierig findest du es jetzt?

1. Es geht, ich kann das meiste schon alleine.
2. Es geht, wenn ich es nicht verstehe, dann melde ich mich.
3. Ich brauche Hilfe bei den Aufgaben.
4. Prima, kein Problem

Ich gebe ______ Katze (v) den Knochen.
Wat past?

Wie schwierig findest du es?

😒🙁😐🙂😃

üben 3e naamval

https://duitsleren.org/oefeningen/naamvallen/datief/

Üben 4e naamval

https://duitsleren.org/oefeningen/naamvallen/accusatief/

Präsentation

WER HAT SCHON EINE IDEE? WER WEISS SCHON MIT WEM?

1. Präsentation: 8. Februar

Wer möchte anfangen? 

(Die ersten bekommen einen halben Bonuspunkt!)