Betoog 3F

Examen Schrijven 3F
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Examen Schrijven 3F

Slide 1 - Diapositive

Hoe voel je je vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Sondage

Wat gaan we behandelen
Les 1:
zakelijke brief bespreken (afgelopen maandag)
uitleg argumenten en opbouw betoog
Betoog bekijken en signaalwoorden arceren 
artikel bespreken en bouwplan betoog maken 

Les 2:
nieuwsquiz week 38
Betoog schrijven en inleveren

Slide 3 - Diapositive

Zakelijke brief 
!bespreken!

* betekent: er moet iets aangepast worden:
  • - taalvaardigheid / zinsopbouw
  • - volgorde/briefconversies 
  • - argumentatie 
Geef aan wat jij anders zou doen

Slide 4 - Diapositive

Wat is een betoog?
timer
0:30
A
Een tekst met als teksdoel opiniëren
B
Een tekst met als tekstdoel overtuigen
C
Een tekst met als tekstdoel activeren

Slide 5 - Quiz

In de inleiding van een betoog;
A
onderwerp, (stelling) en standpunt
B
Onderwerp en argumenten
C
Onderwerp, standpunt en in ieder geval één argument.

Slide 6 - Quiz

Wat weten we nog over de opbouw van een betoog? Hoe is de tekst opgebouwd?

Slide 7 - Question ouverte




Wat is een betoog?


De opbouw van een betoog

Slide 8 - Diapositive

Argumentatie - argumenten

Slide 9 - Diapositive

Wat is het verschil tussen objectief en subjectief?

Slide 10 - Question ouverte

Een 'goed' argument
Feitelijk (objectief): juistheid kun je controleren
Waarderend (subjectief): geeft aan dat iets gepast/ongepast, goed of slecht is. Je kunt van mening verschillen

Slide 11 - Diapositive

Welk argument komt sterker over?
A
Een feitelijk argument
B
Een waarderend argument

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Tegenargument en weerlegging
je bent het niet eens met iemands argumentatie. 
tegenargument: ontkrachten van het standpunt
weerlegging: ontkrachten van het tegenargument

Slide 14 - Diapositive

Let op:
  • Titel is NIET de stelling
  • inleiding: aanleiding schrijven + stelling noemen
  • Kern: argumenten voor, tegen, weerlegging
  • Slot: samenvatting, GEEN nieuwe informatie
  • zorg voor passende signaalwoorden (voorbeeld laten zien)
  • maak een bouwplan vóór schrijven
  • spelling, grammatica, interpunctie

Slide 15 - Diapositive