H11: voortplanting (herhaling 1 - 3)

Leerdoelen 11.1 Man en vrouw
- Je kent de onderdelen en functies van het voortlantingsorgaan van de man.
- Je kunt in je eigen woorden vertellen wanneer de zaadballen zaadcellen gaan maken
- Je kent de weg die de zaadcellen afleggen
- Je kunt in je eigen woorden vertellen waardoor en wanneer er in de eierstokken eicellen gaan rijpen
- Je kent de verschillende stappen van een eisprong
- Je kent de verschillende fases van de menstruatiecyclus, zie bron 7
- Je kunt uitleggen wat er tijdens de menstruatie gebeurt
- Je kunt uitleggen welke hormonen betrokken zijn bij de mensturatiecyclus 

1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 48 diapositives, avec diapositives de texte et 5 vidéos.

Éléments de cette leçon

Leerdoelen 11.1 Man en vrouw
- Je kent de onderdelen en functies van het voortlantingsorgaan van de man.
- Je kunt in je eigen woorden vertellen wanneer de zaadballen zaadcellen gaan maken
- Je kent de weg die de zaadcellen afleggen
- Je kunt in je eigen woorden vertellen waardoor en wanneer er in de eierstokken eicellen gaan rijpen
- Je kent de verschillende stappen van een eisprong
- Je kent de verschillende fases van de menstruatiecyclus, zie bron 7
- Je kunt uitleggen wat er tijdens de menstruatie gebeurt
- Je kunt uitleggen welke hormonen betrokken zijn bij de mensturatiecyclus 

Slide 1 - Diapositive

Puberteit
  • In zaadballen ontstaan zaadcellen
  • Bijballen slaan deze op
  • Bij een zaadlozing vervoert de zaadleider zaadcellen
  • Zaadblaasjes en prostaat voegen vocht toe. (daarna heet het sperma)
Voortplantingscellen man = zaadcellen
Voortplantingscellen vrouw
eicellen

Slide 2 - Diapositive

erectie

Slide 3 - Diapositive

Wanneer is een jongen vruchtbaar?
In de puberteit maken jongens voor het eerst zaadcellen

De hypofyse  maakt  hormonen aan. Deze geven de zaadballen het signaal om zaadcellen te maken.

De zaadcellen worden tot de volgende zaadlozing opgeslagen in de bijballen

Slide 4 - Diapositive

Puberteit
  • In de eierstokken liggen (onrijpe) eicellen
  • De eileider vervoert eicellen naar de baarmoeder
  • Een eicel rijpt in een follikel in de eierstok. Na 2 weken is die rijp, barst deze uit de follikel en komt in de eileider. = ovulatie

Slide 5 - Diapositive

Een cyclus duurt ongeveer 28 dagen......

Menstruatie dus ook om de 28 dagen


Slide 6 - Diapositive

Menstruatiecyclus

1. Er rijpt een eicel in één van de eierstokken
2. Het baarmoederslijmvlies wordt dikker
3. Ovulatie
4. Menstruatie

Slide 7 - Diapositive

0

Slide 8 - Vidéo

Hormonen en menstruatiecyclus
Menstruatiecyclus wordt geregeld door hormonen uit de hypofyse 
en de hormonen progesteron en oestrogeen.

  • Hypofysehormoon     -> zorgen dat de follikel gaat groeien

  • Oestrogeen                -> wordt gemaakt door follikel vooral vóór ovulatie
(baarmoederslijmvlies wordt daardoor dikker en ovulatie vindt plaats)

  • Progesteron               -> wordt gemaakt door lege follikel na de ovulatie. 
Zorgt ervoor dat baarmoederslijmvlies dik en goed doorbloed blijft.

Slide 9 - Diapositive

In één plaatje





Slide 10 - Diapositive

bs 4 menstruatie

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

11.2 en 11.3 Bevruchting en zwangerschap

  • Je leert hoe een zaadcel een eicel bevrucht
  • Je leert met welke voorbehoedmiddelen je een zwangerschap voorkomt.
  • Je leert hoe bij een zwangerschap het kindje groeit.
  • Je leert hoe het kindje wordt geboren

Slide 13 - Diapositive

Hoe komen zaadcellen bij de eicel?
De zaadcellen komen via de vagina in de baarmoeder.
Vandaar gaan ze een van de eileiders in. Deze zijn ong.
15 cm lang. Als de zaadcel in de eileider een rijpe 
eicel tegenkomt kan die deze bevruchten.

Slide 14 - Diapositive

Wanneer ontstaat een baby?
Als de kern van de zaadcel en eicel samensmelten vindt er een bevruchting plaats.

Slide 15 - Diapositive

van de eierstokken , via de eierleider, naar de baarmoeder

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Hoe voorkom je zwangerschap?
Als je juist niet zwanger wilt worden, moet je voorbehoedsmiddelen gebruiken.
Een voorbehoedsmiddel is goed als het aan de volgende voorwaarden voldoet:
  1. Het voorkomt een zwangerschap
  2. Het is gemakkelijk in gebruik
  3. Het is niet schadelijk voor de gezondheid

Slide 18 - Diapositive

Voorbehoedsmiddelen
Een condoom is een soort hoesje wat je om de penis schuift.
Het vangt de zaadcellen op, zodat ze niet in de vagina van de  vrouw komen.
Het condoom is het enige voorbehoedsmiddel wat ook beschermt
tegen SOA's!

Slide 19 - Diapositive

Voorbehoedsmiddelen
De anticonceptiepil (de pil) bevat hormonen die de eispron voorkomen.
Hierdoor rijpt er dus geen eicel en kan die ook niet bevrucht worden.
Daarnaast wordt het slijm in de baarmoedermond dikker, waardoor 
zaadcellen moeilijker naar binnen komen.

De meeste pilsoorten slik je 21 dagen, waarna je een stopweek hebt. In
die stopweek wordt je dan ongesteld.

De pil beschermt niet tegen SOA's!

Slide 20 - Diapositive

Voorbehoedsmiddelen
In de anticonceptiepleister en het hormoonstaafje zitten hormonen 
die hetzelfde werken als de hormonen in de pil.
De pleister plak je op je huid, het hormoonstaafje wordt
onder de huid geplaatst.

Slide 21 - Diapositive

Voorbehoedsmiddelen
Het spiraaltje wordt in de baarmoeder geplaatst. Om het steeltje van 
het spiraaltje zit koperdraad of er zitten hormonen in.
Het spiraaltje maakte vrouw minder vruchtbaar en het voorkomt dat 
een bevruchte eicel zich kan innestelen.

Slide 22 - Diapositive

Voorbehoedsmiddelen
Een niet-tijdelijk voorbehoedsmiddel is sterilisatie. Bij sterilisatie worden de zaadleiders bij een man en de eileiders bij een vrouw afgebonden en doorgesneden.
Dit is dus een voorbehoesmiddel dat voor man en vrouw gelijk is.

Slide 23 - Diapositive

Voorbehoedsmiddelen
Voor het zingen de kerk uitgaan, oftewel de penis voor de zaadlozing uit de vagina halen:
Dit werkt niet als voorbehoedsmiddel. Voor de zaadlozing komt er namelijk ook al vocht uit de penis, voorvocht. Hier kunnen ook zaadcellen inzitten.

Slide 24 - Diapositive

Wat kun je doen bij een noodgeval?
  • Morning-afterpil: als deze pil binnen 72 uur ingenomen wordt, voorkomt het hormoon in de pil het innestelen van de bevruchte eicel.
  • Abortus: via een abortus kan een bestaande
zwangerschap beëindigd worden. De bevruchte
eicel wordt dan weggezogen. Een abortus kan 
alleen als de vrouw niet langer dan 24 weken
zwanger is.

Slide 25 - Diapositive

Onbetrouwbare methoden
Coitus interruptus - trekt de man zijn penis terug uit de vagina voordat hij klaarkomt. 

Periodieke onthouding - heeft het stel geen geslachtsgemeenschap tijdens de vrichtbare periode. 

Slide 26 - Diapositive

11.3
Zwangerschap

Slide 27 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je leert hoe bij een zwangerschap het kindje groeit.
  • Je leert hoe het wordt geboren.

Slide 28 - Diapositive

Eicellen
Een eicel is veel groter dan een zaadcel. 
Bij de geboorte zijn alle eicellen aanwezig -> eierstokken
Hormonen seintje -> hypofyse 
Eicel rijpt vanaf puberteit -> ongesteld
Vocht en voedingsstoffen komen in de cel
De voedingsstoffen -> baby

Slide 29 - Diapositive

0

Slide 30 - Vidéo

In de eierstok en baarmoeder

Slide 31 - Diapositive

Hoe veranderen moeder en kind?

Bij een zwangerschap verandert er veel bij de moeder en het kind.
  • In de eerste 12 weken noem je het ongeboren kind een embryo. Alle organen van het embryo worden gevormd.
  • Na 12 weken noem je het ongeboren kind een foetus. Het kindje groeit nu vooral.

Slide 32 - Diapositive

Hoe veranderen moeder en kind?

  • De eerste 12 weken is de vrouw wat moe en eet ze meer.
  • Pas na 20 weken wordt de buik dikker en kan ze het kind voelen bewegen. 
  • Kind steeds groter, de organen van de moeder komen in de verdukkinng. o.a. de blaas,de vrouw moet vaker plassen.
  • De melkklieren in de borsten groeien.

Slide 33 - Diapositive

Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?
Het kindje drijft in het vruchtwater. (bescherming tegen schokken en stoten.)
Het vruchtwater wordt bij elkaar gehouden door een soort ballon, de vruchtvliezen.
De baby en moeder zijn verbonden met een navelstreng. (daar bloedvaten van het kindje.)
De navelstreng verbonden met placenta (moederkoek). In de placenta zitten de bloedvaten van de moeder. Bleodvaten moeder en kind daar zeeer dichtbijelkaar om stoffen uit te wisselen

Slide 34 - Diapositive

De vruchtvliezen
Het embryo maakt ook vruchtvliezen met vruchtwater aan, 
Dit beschermt tegen schokken of stoten. 

Ook houdt het de temperatuur constant

Slide 35 - Diapositive

Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?
In de placenta worden de volgende stoffen uitgewisseld:
  •  zuurstof en voedingsstoffen, gaan van het bloed van de moeder naar het bloed van het kindje.
  • De afvalstoffen van het kindje, zoals koolstofdioxide, gaan van het bloed van het kindje naar het bloed van de moeder.

Slide 36 - Diapositive

Placenta
De placenta zorgt dat het kind voeding en zuurstof krijgt, dus kan groeien.
Het bloed van zowel de moeder als het kind loopt hier langs elkaar om stoffen uit te wisselen

Slide 37 - Diapositive

Hoe leeft (groeien en ademen) de foetus in de baarmoeder ?

Slide 38 - Diapositive

Navelstreng
De navelstreng brengt het bloed met afvalstoffen van het kind naar de placenta.
En bloed met voedingstoffen en zuurstof van de placenta naar het kind. 

Slide 39 - Diapositive

Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?

Slide 40 - Diapositive

0 t/m 12 weken embryo
na 12 welken foetus: alles zit er al aan

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Vidéo

Hoe gaat de bevalling?

Een zwangerschap duurt gemiddeld 40 weken.
Als het kindje met de hoofd naar beneden ligt,
naar de baarmoedermond toe, gaat de bevalling
het gemakkelijkst.

Slide 44 - Diapositive

De bevalling?

Een bevalling bestaat uit drie fasen:
1. Weeën: spieren in de baarmoederwand trekken samen.
Baarmoedermond gaat open, ontsluiting
Vruchtvliezen breken tijdens of hier vlak voor.
2.Uitdrijving. Sterke persweeën drukken de baby naar buiten.
3. Nageboorte. Weeën duwen de placenta met de vruchtvliezen en de rest van de navelstreng naar buiten. de navelstreng wordt afgeknipt, het litteken van de navelstreng is de navel.

Slide 45 - Diapositive

Welke stoffen zijn schadelijk voor de baby?

Omdat er stoffen uitgewisseld worden tussen kind en moeder, kunnen schadelijke en giftige stoffen ook van de moeder bij het kind komen. Denk hierbij aan drugs, alcohol en nicotine. Hierdoor kan het kind minder goed groeien en kunnen de hersenen minder goed ontwikkelen. In ernstige gevallen kan het kind zelfs doodgaan. Als een kind overlijdt in de baarmoeder noemen we dat miskraam.

Bij het Foetaal Alcohol Syndroom (FAS) krijgt het ongeboren kind
via de moeder zoveel alcohol binnen dat de hersenen niet voldoende
ontwikkelen. Dat kun je in de foto hiernaast zien.

Slide 46 - Diapositive

Hoe ontaat een tweeling?

Een eeneiige tweeling:
ontstaan uit één eicel en één zaadcel.

    Een twee-eiige tweeling:
ontstaan uit twee eicellen en twee zaadcellen.

Slide 47 - Diapositive

Slide 48 - Vidéo