H4.8 Woordsoorten

H1.3 Lezen
Welk
patroon is 
uniek? 
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H1.3 Lezen
Welk
patroon is 
uniek? 

Slide 1 - Diapositive

Programma
  • Presentatie
  • Verder met H4.8 Woordsoorten
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

H4.8 Woordsoorten
  • Klassikaal:
lezen theorie bladzijde 61
  • Nakijken:
    opdracht 1, 3 en 4

Slide 3 - Diapositive

H4.8 Woordsoorten

Slide 4 - Diapositive

H4.8 Woordsoorten

Slide 5 - Diapositive

H4.8 Woordsoorten
Klassikaal:
lezen theorie bladzijde 64
Zelfstandig/tweetallen:
opdracht 9 t/m 11


Huiswerk volgende keer:
afmaken alle opdrachten van H4.8


Slide 6 - Diapositive

H4.9 Spelling
Schrijf 10 werkwoorden op. 
Wissel je boek met je buurman of buurvrouw.


Slide 7 - Diapositive

H4.9 Spelling
Schrijf 10 werkwoorden op. 
Wissel je boek met je buurman of buurvrouw.

Schrijf nu achter ieder werkwoord het voltooid deelwoord op. 
Controleer samen. Hoeveel hebben jullie er goed? 

Slide 8 - Diapositive

Hoe schrijf je het vd?
Voetballen:
  • gevoetballen
  • gevoetbald 
  • gevoetbalt? 


Slide 9 - Diapositive

Hoe schrijf je het vd?
Voetballen:
  • gevoetballen - gevoetbald - of gevoetbalt? 

STAM: voetballen = voetball
L zit niet in het 't kofschip X, dus d
Ik-vorm: ik voetbal, dus gevoetbald
Langer maken: De gevoetbalde wedstrijd


Slide 10 - Diapositive

Hoe schrijf je het vd?
Juichen:
  • gejuichen
  • gejuichd
  • gejuicht


Slide 11 - Diapositive

Hoe schrijf je het vd?
Voetballen:
  • gevoetballen - gevoetbald - of gevoetbalt? 

Stam: juichen => juich
ch zit in het 't kofschip X, dus t
ik-vorm: ik juich, dus gejuicht
Langer maken: De toegejuichte spelers


Slide 12 - Diapositive

Voltooid deelwoord
Sterk werkwoord => schrijf wat je hoort.
  • Ik slaap, ik sliep, ik heb geslapen.
Zwak werkwoord => langer maken of 't Kofschip X
  • Ik fiets, ik fietste, ik heb gefietst.
  • Ik brand, ik brandde, ik heb gebrand.
Let op:
Het gebeurt (pv)
Het is gebeurd (vd).

Slide 13 - Diapositive

De leerling ............... zich alles.
A
herinnert
B
herinnerd

Slide 14 - Quiz

Er is een hoop .......... in de tweede helft.
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 15 - Quiz

Piet heeft een lang verhaal ...............
A
vertelt
B
verteld

Slide 16 - Quiz

H4.9 Spelling
Klassikaal:
maken opdracht 1 + bladzijde 151
Zelfstandig/tweetallen:
3, 5 en 6. Daarna verder met 7 t/m 9 + 11

Huiswerk volgende keer:
afmaken: opdracht H4.9 


Slide 17 - Diapositive

Verkleinwoorden van zn
  • Plak -je of -tje aan het zelfstandig naamwoord. dans/schaar
  • Op m: -pje, op ing: -kje. boom (let op woning => woninkje) 
  • Laatste letter 1 klinker met lange klank? Extra klinker! 
       opa - opaatje, logé - logeetje (vergelijk opa -opa's)
  • Laatste letter i? Dan extra e! ski- skietje
  • Laatste letter y? Dan 'tje! (let op niet bij cowboytje)
       baby - baby'tje (vergelijk baby - baby's)
  • Schrijf wat je hoort: tekeningetje, blaadje, brilletje

Slide 18 - Diapositive