Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
KLINISCH REDENEREN
Slide 1 - Diapositive
Doelen van de les
1. Aan het eind van de les weet je wat klinisch redeneren is
2. Je weet minimaal 4 redenatie hulpen te benoemen en kunt uitleggen hoe ze werken.
Slide 2 - Diapositive
Wat is klinisch redeneren?
Het is de kern van jouw inschattingsvermogen als zorgverlener. Hierop ga je bepalen wat je vindt van de situatie maar ook wat je denkt dat er moet gebeuren en waarom.
Slide 3 - Diapositive
Wat doe je concreet?
1. Monitoren zorgvrager
2. Risico inschatten
3. Bepalen of interventie nodig is
4. Bepalen of extra monitoring nodig is
5. Monitoren effect van de interventie
Terug naar 1!
Dus een continue proces!
Slide 4 - Diapositive
Wat heb je nodig voor klinisch redeneren?
1. Kennis van anatomie, pathologie, fysiologie, medicijnen.
2. Ervaring
3. Analytisch vermogen
4. Kritisch denken
Slide 5 - Diapositive
Wat is het officiële overdrachtsprotocol in Nederland?
A
SIRS
B
SBARR
C
EWS
D
ABCDE
Slide 6 - Quiz
Wat is waar over redeneerhulpen?
A
Er is geen kennis voor nodig
B
Ze vervangen kennis en ervaring nooit
C
Alleen voor onervaren medewerkers
D
Zijn alleen voor artsen bedoeld
Slide 7 - Quiz
OPDRACHT (15 minuten)
Elk drietal krijgt 1 van de onderstaande redeneerhulpen. Leg in max 1 minuut aan de klas uit wat jouw redeneerhulp inhoudt. Noem ook een voorbeeld van een situatie (praktisch) waarin je deze zou kunnen gebruiken/inzetten.
SBARR/ EWS/ EMV/ AVPU/ ABCDE-methode/SOAP/ anamnese volgens Gordon/ FAST-methode
Slide 8 - Diapositive
Even oefenen met klinisch redeneren
Slide 9 - Diapositive
Mw Bakker heeft al een dag niet geplast. Wat kan er aan de hand zijn?
Slide 10 - Question ouverte
Hr Krabbendam geef je diclofenac omdat hij pijn heeft na een heupoperatie. Na enkele uren krijgt hij last van zijn maag en pijn achter zijn borstbeen. Waar denk je aan? Wat is je interventie? Wat doe je daarna?
Slide 11 - Question ouverte
Hr Kramer ligt op jouw afdeling. Het valt je op dat dhr. wat rode ontlasting heeft. Waar denk je aan?
Slide 12 - Question ouverte
Zijn de doelen behaald?
1. Aan het eind van de les weet je wat klinisch redeneren is
2. Je weet ook wat kritische momenten zijn in het klinisch redeneren.
3. Je weet minimaal 4 redenatie hulpen te benoemen en kunt uitleggen hoe ze werken.