7.3 Letterlijk/figuurlijk Op niveau

Over taal
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Over taal

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
  • Je begrijpt de betekenis van verschillende schooltaalwoorden
  • je begrijpt de betekenis van verschillende moeilijke woorden
  • je weet wat een synoniem is
  • je kent het verschil tussen figuurlijk en letterlijk taalgebruik

Slide 2 - Diapositive

Hoe vind jij de betekenis van een woord?

Slide 3 - Carte mentale

Waar denk je aan bij het woord woordraadstrategie?

Slide 4 - Question ouverte

Trucjes om toch de betekenis van een onbekend woord te begrijpen!

Slide 5 - Diapositive

Luister naar het filmpje en zoek de 5 trucjes om een woordbetekenis te vinden.

Slide 6 - Diapositive

0

Slide 7 - Vidéo

1 aanduiden = duidelijk maken
2 aantonen = bewijzen
3 beoordelen = een oordeel geven over
4 bepalen = vaststellen
5 beredeneren = een logische reden geven

Slide 8 - Diapositive

6 bevatten = in zich hebben
7 gelden = van toepassing zijn
8 illustreren = laten zien
9 inhouden = betekenen
10 interpreteren = opvatten

Slide 9 - Diapositive

11 middelen = het gemiddelde vaststellen
12 observeren = goed bekijken
13 raadplegen = advies of informatie opzoeken
14 toelichten = uitleg geven
15 vergelijken = verschillen en overeenkomsten zoeken

Slide 10 - Diapositive

Woordraadstrategie 1
Zoek een woord op in een woordenboek
Zoek eerst de grondvorm op. Dat ziet er soms anders uit dan dat je gewend bent


Slide 11 - Diapositive

flardje = flarden
juwelen = juweel
dofte op = opdoffen
gerezen = rijzen

Slide 12 - Diapositive

Synoniemen


Slide 13 - Diapositive

Woordraadstrategie Synoniem
Daarom is het soms handige om te kijken of er in de zin of in de tekst een woord staat wat bijna het zelfde betekent.

Slide 14 - Diapositive

Synoniem
Docent- leraar
Kapot - stuk
Opmerkelijk- opvallend

Betekenen ongeveer hetzelfde. Dit noem je synoniemen

Slide 15 - Diapositive

Wat is een voorbeeld van synoniemen?
A
groot en groter
B
viool en trompet
C
stuk en kapot
D
dag en nacht

Slide 16 - Quiz

De leerlingen voeren veel klusjes uit.

Synoniem voor voeren uit:
A
absoluut
B
neertellen
C
verrichten
D
talloze

Slide 17 - Quiz

letterlijk / figuurlijk
Je kunt woorden letterlijk en figuurlijk gebruiken.

Gebruik je woorden letterlijk, dan bedoel je precies wat je zegt.

Gebruik je woorden figuurlijk, dan bedoel je iets anders. 
Je gebruikt een beeld om iets duidelijk te maken

Slide 18 - Diapositive

Dat is een vreemde vogel.
Is dit letterlijk of figuurlijk
A
letterlijk
B
figuurlijk
C
letterlijk en figuurlijk

Slide 19 - Quiz

Wat een hondeweer!
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 20 - Quiz

De tandarts zei dat ik goed had gepoetst.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 21 - Quiz

Je ziet zo een fragment uit een tv-programma. Wat zie je dus?
A
een stukje van het tv-programma
B
het begin van het tv-programma
C
het einde van het tv-programma
D
het hele tv-programma

Slide 22 - Quiz

0

Slide 23 - Vidéo

Wat was nou de boodschap of grap van dit tv-fragment?

Slide 24 - Question ouverte

Bedenk voorbeelden van synoniemen. Maar eerst een luisterfragment.

Slide 25 - Diapositive

0

Slide 26 - Vidéo

Noem een aantal synoniemen die je gehoord hebt.

Slide 27 - Carte mentale

Synoniem voor crimineel is
A
onaardig
B
misdadig
C
agressief
D
enthousiast

Slide 28 - Quiz

Synoniem voor mengen is
A
weggooien
B
knoeien
C
mixen
D
regelen

Slide 29 - Quiz

Synoniem voor opmerkelijk is
A
normaal
B
gezien
C
bijzonder
D
merkloos

Slide 30 - Quiz

Wat is een synoniem voor het woord 'beginnen'
A
Starten
B
Stoppen
C
Aanvangen
D
Eindigen

Slide 31 - Quiz

Wat is een ander woord voor het woord 'lelijk'
A
Prachtig
B
Afzichtelijk
C
Afschuwelijk
D
Mooi

Slide 32 - Quiz

Wat is een synoniem voor het woord 'moeilijk'
A
Lastig
B
Ingewikkeld
C
Gemakkelijk
D
Eenvoudig

Slide 33 - Quiz

Wat is een ander woord voor het woord 'snel'
A
Rap
B
Vlug
C
Traag
D
Langzaam

Slide 34 - Quiz

Wat is een synoniem voor het woord 'groot'
A
Klein
B
Reusachtig
C
Middelmatig
D
Enorm

Slide 35 - Quiz

Wat betekent de uitdrukking 'de knoop doorhakken'?
A
Een beslissing nemen
B
Iets in stukken hakken
C
Iets vastknopen
D
Een knoop in een touw maken

Slide 36 - Quiz

Welke zin bevat letterlijk taalgebruik?
A
De boom is een toren
B
De boom is een monster
C
De boom heeft veel takken
D
De boom huilt tranen

Slide 37 - Quiz

Welke zin bevat figuurlijk taalgebruik?
A
Hij heeft een grote neus
B
Hij heeft een snelle auto
C
Hij heeft een hart van steen
D
Hij heeft blauwe ogen

Slide 38 - Quiz

Maak opdracht 33, 34, 35

Slide 39 - Diapositive

Aan de slag!

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Lien