K2 Herhaling Chapter 2 - test prep

Chapter 2 - Health
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Chapter 2 - Health

Slide 1 - Diapositive

Chapter 2 - Health
  • Vocabulary
  • Stones
  • Grammar: past simple vs past continuous
  • Irregular verbs 

Slide 2 - Diapositive

GRAMMAR
PAST SIMPLE VS PAST CONTINUOUS
(dit gaan om het verleden dus je onregelmatige werkwoorden kennen is slim ;))

Slide 3 - Diapositive

PAST SIMPLE
Je gebruikt de past simple als je wilt zeggen dat iets in het verleden gebeurde en nu afgelopen is. Een kort moment uit het verleden.
Er staat vaak een tijd in de zin.

1. Miss Snijders fell in the snow on Sunday.
2. The man walked to work last week.

Slide 4 - Diapositive

PAST SIMPLE
ww + -ed

Onregelmatig werkwoord (2e rijtje)

He cleaned the house yesterday.
She did the dishes.

Slide 5 - Diapositive

How do you make the PAST SIMPLE?
A
ww + -ed
B
ww + -ed or 2e rijtje
C
ww + -s
D
ww + -ing

Slide 6 - Quiz

Why do you use the PAST SIMPLE?
A
het is de toekomst
B
het gaat over wat er nu gebeurt
C
het is gebeurt in het verleden en nu afgerond
D
het is in het verleden, maar nu nog steeds

Slide 7 - Quiz

PAST CONTINUOUS
Je gebruikt de 'past continuous' als je wilt zeggen dat iets aan de gang was in de verleden tijd (vandaar 'continuous')

1. Miss Snijders was teaching online, when the doorbell rang.
2. When the teacher explained the grammar, the students of K2 were listening.

Slide 8 - Diapositive

PAST CONTINUOUS
was/were + werkwoord + -ing
I was doing
you were talking
he/she/it was walking
we were typing
you were listening
they were sleeping

Slide 9 - Diapositive

How do you make the
PAST CONTINUOUS?
A
ww + -ed
B
ww + -ed or 2e rijtje
C
am/is/are + ww + -ing
D
was/were + ww + -ing

Slide 10 - Quiz

Why do you use the
PAST CONTINUOUS?
A
het is de toekomst
B
het gaat over wat er nu gebeurt
C
het is gebeurt in het verleden en nu afgerond
D
het is in het verleden een tijdje aan de gang

Slide 11 - Quiz

PAST SIMPLE VS PAST CONTINUOUS
Als ze samen in een zin staan dan:
geeft de PAST SIMPLE de korten durende actie aan
geeft de PAST CONTINUOUS de langer durende actie aan

De PS "onderbreekt" de PC.


Slide 12 - Diapositive

PAST SIMPLE VS PAST CONTINUOUS
geeft de PAST SIMPLE de korten durende actie aan
geeft de PAST CONTINUOUS de langer durende actie aan
                   De PS "onderbreekt" de PC.
I was taking a shower, when my phone rang.
They were playing football, when it started to rain.
My mom yelled, when I was following an online lesson.
My car broke down, when I was driving to school.


Slide 13 - Diapositive

LETS DO A QUIZ!

Slide 14 - Diapositive

GRAMMAR
PAST SIMPLE VS PAST CONTINUOUS

Slide 15 - Diapositive

When she walked home, she was falling down.
A
Correct
B
Wrong

Slide 16 - Quiz

My sister ... (walk) in, while I was making my homework
A
walks
B
walked
C
was walking
D
were walking

Slide 17 - Quiz

I ... (walk) outside, when suddenly I ... (think) about it.
A
was walking / thought
B
were walking / thought
C
walked / was thinking
D
walked / thought

Slide 18 - Quiz

VOCABULARY

Slide 19 - Diapositive


A
dentist
B
doctor
C
X-ray
D
appointment

Slide 20 - Quiz


A
ankle
B
toothache
C
headache
D
sore throat

Slide 21 - Quiz

Write in English:
ontbijt

Slide 22 - Question ouverte

Write in English:
spieren

Slide 23 - Question ouverte

Write in English:
moe

Slide 24 - Question ouverte

STONES

Slide 25 - Diapositive

You look a bit pale.
A
Je ziet er ziek uit.
B
Je ziet er wat bleek uit.

Slide 26 - Quiz

Ze heeft me wat medicijnen voor mijn allergie gegeven.
A
She gave me some medicine for my allergy.
B
She gave me some treatment for my fainting.

Slide 27 - Quiz

Wat was je aan het doen toen je ziek werd?
A
What were you doing when you felt sick?
B
what did you do when you were feeling sick?

Slide 28 - Quiz

last one:
Hou vol, het komt goed.
A
Hang in there, it will be fine.
B
Keep going, don't stress.

Slide 29 - Quiz

Ik ben goed voorbereid voor de toets.
A
Yes
B
No

Slide 30 - Quiz

Ik heb nog vragen.
A
Yes
B
No

Slide 31 - Quiz

Dit cijfer geef ik mijzelf voor hoe goed ik het al ken. (0 = heel slecht/ 10 = heel goed)
010

Slide 32 - Sondage