vragend voornaamwoord/betrekkelijk voornaamwoord

vir, quem video, consul est.
wat voor soort woord is quem
A
betr.vnw. acc.ev.
B
vragend vnw. nom. ev.
C
zelfstvrag. vnw. acc. ev.
D
bijv. vrag.vnw. acc. ev.
1 / 16
suivant
Slide 1: Quiz
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

vir, quem video, consul est.
wat voor soort woord is quem
A
betr.vnw. acc.ev.
B
vragend vnw. nom. ev.
C
zelfstvrag. vnw. acc. ev.
D
bijv. vrag.vnw. acc. ev.

Slide 1 - Quiz

Quem vides?
wat voor soort woord is quem
A
betr.vnw. acc.ev.
B
vragend vnw. nom. ev.
C
zelfstvrag. vnw. acc. ev.
D
bijv. vrag.vnw. acc. ev.

Slide 2 - Quiz

Quem consulem vides?
wat voor soort woord is quem
A
betr.vnw. acc.ev.
B
vragend vnw. nom. ev.
C
zelfstvrag. vnw. acc. ev.
D
bijv. vrag.vnw. acc. ev.

Slide 3 - Quiz

Quam puellam in urbe vides?
wat voor soort woord is quam
A
betr.vnw. acc.ev.
B
vragend vnw. nom. ev.
C
zelfstvrag. vnw. acc. ev.
D
bijv. vrag.vnw. acc. ev.

Slide 4 - Quiz

Cui puellae, quam in urbe vides, donum dedisti?
wat voor soort woord is quam?

A
betr.vnw. acc.ev.m.
B
betr. vnw. acc. ev. v.
C
zelfstvrag. vnw acc. ev.
D
bijv. vrag.vnw. acc.ev. v

Slide 5 - Quiz

Vertaal: Cui puellae, quam in urbe vides, donum dedisti?


Slide 6 - Question ouverte

Cum quibus in urbe eras?
Welke woordsoort is quibus
A
vragend voornaamwoord zelfstandig dat.mv.
B
vragend voornaamwoord zelfstandig abl.mv.
C
vragend voornaamwoord bijvoeglijk abl.mv.
D
betr.vnw. abl. mv

Slide 7 - Quiz

Feminae, quarum filiae in urbe ludunt, laetae sunt: wat is de juiste vertaling?
A
De vrouwen, wier dochters in de stad spelen, zijn blij.
B
De vrouwen, van wie de dochters blij zijn, spelen in de stad.
C
De vrouw, van wie de dochters in de stad spelen, is blij.
D
De vrouwen, van wie de dochter in de stad blij zijn, spelen.

Slide 8 - Quiz

Cum quibus servis in urbe sunt? Nullis.
vertaling:
A
Met welke slaaf zijn wij in de stad? Niemand
B
Met welke slaven waren wij in de stad? Met geen
C
Met welke slaven zijn zij in de stad? Met geen.
D
Met wiens slaven zijn ze in de stad? Met niemands.

Slide 9 - Quiz

Feminae, cuius filiae in urbe ludunt, donum dedisti: wat is de juiste vertaling?
A
De dochters van de vrouwen, aan wie jij een cadeautje hebt gegeven, spelen in de stad.
B
Aan welke vrouw, van wie de dochter in de stad speelt, heb jij een cadeau gegeven?
C
Aan de vrouw, van wie de dochters in de stad spelen, heb jij een cadeautje gegeven.
D
Aan de vrouwen, van wie de dochters in de stad spelen, heb jij een cadeau gegeven.

Slide 10 - Quiz

Cum cuius servis in urbe sunt?
vertaling:
A
Met welke slaaf zijn wij in de stad?
B
Met welke slaven zijn wij in de stad?
C
Met welke slaven zijn zij in de stad?
D
Met wiens slaven zijn ze in de stad?

Slide 11 - Quiz

Quod dixi, verum est.
A
Omdat ik het zeg, is het waar
B
Wat wij zeggen, is waar.
C
Wat ik heb gezegd, is waar.
D
Omdat ik het zei, is het waar

Slide 12 - Quiz

Utri parcere debeo? Neutri?
A
Wie van beide moet mij sparen? Niemand?
B
Elk van beide moet ik sparen? Aan niemand?
C
Wie van beide moet ik sparen? Niemand?
D
Wie van beide moet mij sparen? Niemand?

Slide 13 - Quiz

Neutri feminae domini mandata dant.
A
Geen van beide vrouwen geven opdrachten aan de meester.
B
Aan geen van beide vrouwen geven de meesters opdrachten.
C
Geen van beide meesters geven de vrouw opdrachten.
D
de vrouwen van geven aan geen van beide meesters opdrachten.

Slide 14 - Quiz

Amicus in urbe est. Qui laetus est.
A
Mijn vriend is in de stad, die blij is.
B
Mijn vriend, die in de stad is, is blij.
C
Het is mijn vriend, die in de stad is en blij is.
D
Mijn vriend is in de stad. En die is blij.

Slide 15 - Quiz

Quem salutas, amicus meus est.
A
Degene die jou groet, is mijn vriend.
B
Degene die jij groet, is mijn vriend.
C
Welke vriend van mij groet jij?
D
Wie groet jou, mijn vriend?

Slide 16 - Quiz