Samengestelde zinnen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Planning

Welkom ( 5 minuten)

Lezen (10 minuten)

Terugblik vorige les (10 minuten)

Wat leren we vandaag? C 5 Grammatica § 4 ZD Samengestelde zinnen (20 minuten)

Aan de slag! ( 25 minuten)

Evaluatie les (5 minuten)

Wat leren we vandaag?

Doel: 

• Ik kan samengestelde zinnen herkennen.
  
• Ik kan voegwoorden herkennen.
  
• Ik kan de persoonsvormen en onderwerpen in samengestelde zinnen vinden.
• Ik kan pv, ow, wgez, lv in zinnen vinden. 

Terugblik vorige les!

Hoe herken je een samengestelde zin?

Wat is een samengestelde zin?

Een samengestelde zin:

• bestaat uit twee losse zinnen die aan elkaar geplakt zijn.

• voegwoord: een woord waarmee je zinnen aan elkaar plakt.

-->    bijvoorbeeld: en, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus.

• heeft twee persoonsvormen (Gebruik de tijdproef!) en vaak  twee onderwerpen

In een samengestelde zin staat altijd een voegwoord of een komma.

1. Waar
2. Niet waar

Als je van deze twee enkelvoudige zinnen een samengestelde zin maakt, welk voegwoord ga je dan gebruiken?
Ishaisha gaat vanavond koken voor haar moeder.
Lily is zo moe van het sporten.

1. en
2. maar
3. omdat
4. want

In een samengestelde zin staat het voegwoord altijd in het midden.

1. Waar
2. Niet waar

Wat is het voegwoord van deze samengestelde zin? 'Nina vulde het formulier in, nadat ze had ingelogd.'

1. vulde
2. nadat

Wat is het voegwoord van deze samengestelde zin? 'Fabian meldt zich bij de conciërge, want hij is te laat'

1. want
2. meldt

Wat is het voegwoord in deze samengestelde zin? 'De zon scheen en het regende tegelijkertijd.'

1. en
2. scheen

Terwijl Fynn leert voor het proefwerk, leest Thijs een boek.

1. enkelvoudige zin: 1 pv
2. samengestelde zin, voegwoord 'leest'
3. samengestelde zin, 1 pv
4. samengestelde zin, voegwoord 'terwijl'

Wat is het voegwoord in deze zin?

Dit is theorie voor de tweede klas, maar elke brugklasser maakt al samengestelde zinnen.

1. voor
2. maar
3. maakt
4. al

Tarek heeft deze vraag goed, maar Stijn klikt per ongeluk op het verkeerde antwoord.

1. enkelvoudige zin: 1 pv
2. samengestelde zin, voegwoord 'maar'
3. samengestelde zin, 1 pv
4. enkelvoudige zin, voegwoord 'maar'

Welk voegwoord gebruik je om van de volgende zinnen een samengestelde zin te maken?
Ik vind geschiedenis niet leuk. Ik haal wel hoge cijfers.

1. want
2. daarom
3. maar
4. terwijl

Is het een enkelvoudige of samengestelde zin?

Komend weekend ga ik met een vriendin naar Maastricht, want we gaan de mergelgrotten bezoeken.

1. enkelvoudige zin
2. samengestelde zin

Is het een enkelvoudige of samengestelde zin?

Dat meisje uit mijn straat zei dat de politie gisteravond de buurman had meegenomen.

1. enkelvoudige zin
2. samengestelde zin

Is het een enkelvoudige of samengestelde zin?

Mijn buurjongen zet de hele dag door allemaal verschillende liedjes op.

1. enkelvoudige zin
2. samengestelde zin

Wat zijn de persoonsvormen in deze zin?

Komend weekend ga ik met een vriendin naar Maastricht, want we gaan de kerstmarkt bezoeken.

Wat zijn de onderwerpen in deze zin?

Komend weekend ga ik met een vriendin naar Maastricht, want we gaan de kerstmarkt bezoeken.

Wat is het voegwoord in deze zin?

Komend weekend ga ik met een vriendin naar Maastricht, want we gaan de kerstmarkt bezoeken.

Wat zijn de persoonsvormen in deze zin?

Dat meisje uit mijn straat zei dat de politie gisteravond de buurman had meegenomen.

Wat zijn de onderwerpen in deze zin?

Dat meisje uit mijn straat zei dat de politie gisteravond de buurman had meegenomen.

Aan de slag!

Wat? Maak opdracht 1  blz. 204 en kijk na!

Waar? In je boek

Hoe? Individueel (zachtjes overleggen mag)

Tijd? 5 minuten

Hulp? Steek je vinger op

Klaar? Ga verder met opdracht 2.

Aan de slag!

Wat? Maak opdracht 2 op blz. 204 en kijk na!

Waar? In je boek

Hoe? Individueel (zachtjes overleggen mag)

Tijd? 5 minuten

Hulp? Steek je vinger op

Klaar? Ga verder met opdracht 3 en 4 blz. 205

Aan de slag!

Wat? Maak  opd. 3 en 4 blz. 205

Hoe? Individueel

Tijd? 15 minuten

Hulp? Steek je vinger op

Klaar?  Pak een ander kleur pen en kijk na (individueel) 

Evaluatie les 

1. Wat heb je deze les geleerd?
2. Wat ging deze les goed?