Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Testvragen hoofdstuk 4
3 Kader
Slide 1 - Diapositive
Welke verzekering is verplicht?
A
de aanvullende zorgverzekering
B
de basisverzekering
C
een reisverzekering
Slide 2 - Quiz
Bij een zorgverzekering kun je je eigen risico verhogen. Je betaalt dan:
A
meer premie
B
minder premie
C
evenveel premie
Slide 3 - Quiz
Jan (18) slaat ruitje van de auto stuk en gaat met de auto joyriden. Welke verzekering vergoedt de schade?
A
AVP-verzekering
B
autoverzekering
C
Geen verzekering
D
inboedelverzekering
Slide 4 - Quiz
Frans is passagier van de auto en slaat portier tegen voorbij komende fietser. Welke verzekering vergoedt de schade?
A
AVP
B
Autoverzekering
C
inboedelverzekering
Slide 5 - Quiz
Een AVP vergoedt de schade als deze ... is veroorzaakt
A
Per ongeluk
B
Met opzet
Slide 6 - Quiz
AVP staat voor:
A
Aansprakelijkheidsverzekering particulieren
B
Aanspraakpunt voor problemen
C
Allriskverzekering voor particulieren
Slide 7 - Quiz
Een ... verzekering dekt brandschade of stormschade aan een woning.
A
Opstal
B
Inboedel
C
AVP
D
algemene schade
Slide 8 - Quiz
Sandra (15 jaar) zet haar fiets neer bij een winkel maar hij valt om tegen een geparkeerde auto. Er zit een dikke kras op de auto. Wie betaalt de schade?
A
De AVP van de auto-eigenaar
B
Sandra zelf
C
De AVP van Sandra's ouders
D
De AVP van de winkelier
Slide 9 - Quiz
Als je je bagage kwijt bent geraakt, kun je een beroep doen op je
A
AVP
B
Annuleringsverzekering
C
Reisverzekering
Slide 10 - Quiz
De AVP dekt de financiële gevolgen van
A
de diefstal van jouw fiets.
B
schade die derden jou toebrengen.
C
schade die je toebrengt aan derden.
D
slijtage aan jouw fiets.
Slide 11 - Quiz
Een ... verzekering dekt de schade die je door brand, inbraak of waterlekkage hebt aan de spullen in je huis.
A
opstal
B
inboedel
C
AVP
D
algemene schade
Slide 12 - Quiz
Wanneer je een deel van de schade zelf betaalt heet dat ...
A
Verplicht risico
B
Eigen keuze
C
Eigen risico
D
Risico premie
Slide 13 - Quiz
Wie betaalt het "eigen risico"?
A
De verzekeraar
B
De verzekerde
C
Anderen
D
Niemand
Slide 14 - Quiz
Door het nemen van een eigen risico wordt de premie ....
A
Hoger
B
Lager
C
Gelijk
D
Verschillend
Slide 15 - Quiz
Een schriftelijk bewijs van de verzekeraar waarin staat dat je verzekert bent, heet een ....
A
Premie
B
Casco
C
Eigen risico
D
Polis
Slide 16 - Quiz
Welk begrip hoort bij de omschrijving? Jaarlijkse of maandelijkse betaling voor je verzekering.
A
polis
B
premie
C
eigen risico
D
verzekeringsvoorwaarden
Slide 17 - Quiz
Welk begrip hoort bij de omschrijving? Eenmalige betaling bij het afsluiten van een verzekering
A
polis
B
premie
C
poliskosten
D
verzekeringsvoorwaarden
Slide 18 - Quiz
Welk begrip hoort bij de omschrijving? Rechten en plichten van de verzekerde en de verzekeraar
A
polis
B
premie
C
poliskosten
D
verzekeringsvoorwaarden
Slide 19 - Quiz
Is de bewering juist of onjuist? De dekking is het bedrag waarvoor je verzekerd bent.
A
juist
B
onjuist
Slide 20 - Quiz
Is de bewering juist of onjuist? Iemand die een verzekering neemt, is de verzekeraar
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quiz
Welke verzekering is verplicht?
A
de aanvullende zorgverzekering
B
de basisverzekering
C
een reisverzekering
Slide 22 - Quiz
Is de bewering juist of onjuist? In de polisvoorwaarden staat de dekking van je verzekering
A
juist
B
onjuist
Slide 23 - Quiz
Is de bewering juist of onjuist? In geval van een risico weet je zeker dat er iets fout zal gaan.
A
juist
B
onjuist
Slide 24 - Quiz
Is de bewering juist of onjuist? De inboedel is verzekerd voor wat ze nog waard zijn op het moment dat ze stuk gaan.
A
juist
B
onjuist
Slide 25 - Quiz
Is de bewering juist of onjuist? Je nieuwe broek valt ook onder de inboedelverzekering
A
juist
B
onjuist
Slide 26 - Quiz
Is de bewering juist of onjuist? Wanneer je rookmelders in huis hebt, krijg je korting op de premie
A
juist
B
onjuist
Slide 27 - Quiz
Is de bewering juist of onjuist? In de ene regio betaal je meer premie voor je inboedelverzekering dan in een andere regio.
A
juist
B
onjuist
Slide 28 - Quiz
Thea sluit een doorlopende reisverzekering af. De jaarpremie is € 37, de poliskosten zijn € 5,25 De assurantiebelasting is 21%. Bereken de verzekeringskosten voor het eerste jaar.
Slide 29 - Question ouverte
Joop sluit een inboedelverzekering af. De jaarpremie is € 251, de poliskosten zijn € 12,88 De assurantiebelasting is 21%. Bereken de verzekeringskosten
Slide 30 - Question ouverte
Janine en Mo hebben hun inboedel verzekerd tegen € 65.000. De inboedel is € 85.000 waard. Na een inbraak is er voor € 36.550 schade aan de inboedel. Bereken het bedrag dat uitgekeerd wordt.
Slide 31 - Question ouverte
Mitchell verhuist naar een huurhuis. Hij heeft alles geregeld. Hij heeft een opstalverzekering, een inboedelverzekering en een avp. Welke fout heeft Mitchell gemaakt?
Slide 32 - Question ouverte
Frank verzekert zich bij unigarant voor en reisverzekering. De jaarlijkse premie voor deze verzekering bedraagt € 90,00. De poliskosten bedraagt € 25,00. De assurantiebelasting is 21%. Bereken de totale verzekeringskosten.