Brabant - samen zingen

• NT2
• KNM
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 1

Verjaardagsles

Ik trakteer op wat lekkers.

We zingen samen een lied.

We spelen een spel, twee spellen, een quiz?

Samen maken we er een gezellige les van.

Zing een liedje voor mij

over de plek waar ik opgroeide

Deze les hoort bij het lied 'Brabant'van Guus Meeuwis,  en gebruikt werkvormen uit het boek Dichter bij de Taal 

Wat weet je over Brabant?

Guus Meeuwis - Brabant

Luister naar het lied

Welke woorden ken je?

Waar gaat het lied over?

Luister naar het lied

Lees de tekst.

Kun je de tekst zingen?

gebruik de songtekst van werkblad 2.1 uit het boek Dichter bij de taal. De cursisten onderstrepen het juiste woord

Wat betekenen de woorden?

de muts - de kraag - stug - de kroeg - last hebben van - 

het heimwee - branden - de aanspraak - zeiken - trots

zie werkblad 2.2 uit het boek Dichter bij de taal

laat de cursisten in tweetallen raden wat de woorden betekenen/ de betekenis herleiden uit de tekst. lukt dat niet? dan het woordenboek of google translate

praat samen:

1. Hoe voelt de zanger zich?

verdrietig - boos - blij - bang

2. Waarom voelt hij zich zo?

3. Welke dingen uit Brabant mist de zanger?

de Peel

de Kempen

de Meierij

Het is hier ijskoud, maar gelukkig wel droog. 

De mensen zijn stug en er is maar een kroeg.

Dan denk ik aan Brabant, want daar brandt nog licht.

kijk naar de dik gedrukte woorden, wat is de functie?

voegwoorden

beginners: onderstreep de voegwoorden in de songtekst

gevorderden: welke voegwoorden ken je nog meer?

schrijf waar dit lied over gaat, gebruik voegwoorden en let op de woordvolgorde

quiz

Met een link word je naar een spel gestuurd.

Welk team raad het snelst de woorden?

Je begint bij de eerste letter...

wordwall.net

en, maar, want, of, dus

kies het goede voegwoord

Ik houd niet van chocola, ...... wel van koek.

1. en
2. of
3. maar
4. want

Ga je op vakantie naar Brabant ......... naar Friesland?

1. of
2. maar
3. en
4. want

Ik ga naar de dokter .......... ik heb buikpijn.

1. en
2. maar
3. want
4. dus

Ik heb hoofdpijn ............. ik ga vandaag naar de dokter.

1. dus
2. maar
3. en
4. want

Ik ben net verhuisd .............. ik ken mijn buren nog niet zo goed.

1. want
2. dus
3. of
4. en

De zanger heeft heimwee ......... hij mist zijn vrienden.

1. dus
2. want
3. en
4. maar