strafrecht, oefenopgaven, p2 les 3

• Handel
• MBO
• Studiejaar 1,2

strafrecht, p3, week 6

1. Uit hoeveel delen bestaat het Wetboek van Strafrecht?

1. een
2. vier
3. twee
4. drie

Kijk bij de inhoudsopgave van het Wetboek van Strafrecht.

2. Wat is het doel van Strafrecht?

1. de rechtsorde beschermen
2. opsporen van strafbare feiten
3. vergelding
4. het opleggen van straffen

Zie pagina 11 van je boek

Met de rechtsorde wordt bedoeld: de veiligheid en de rust in de samenleving.

3. Art. 1 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat 'geen feit strafbaar is dan uit kracht van een
daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling'.

1. specialiteitsbeginsel
2. legaliteitsbeginsel
3. subsidiariteitsbeginsel
4. proportionaliteitsbeginsel

Zie artikel 16 GW en 1 Sr (p. 11 en 12 boek)

Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane strafbepaling.

1. Op het moment dat de daad wordt gepleegd moet deze al strafbaar zijn. 
2. De daad moet bij wet strafbaar zijn gesteld.

4. Is een poging om een misdrijf en een poging om een overtreding te plegen strafbaar?

1. Zowel een poging om een misdrijf te plegen als een poging tot overtreding is strafbaar.
2. Een poging om een misdrijf te plegen is niet strafbaar, een poging tot overtreding wel.
3. Zowel een poging om een misdrijf te plegen als een poging tot overtreding is niet strafbaar.
4. Een poging om een misdrijf te plegen is strafbaar, een poging tot overtreding niet.

5. Wanneer is er bij strafbare feiten sprake van schuld in enge zin?

1. zowel bij strafbare feiten die opzettelijk gepleegd zijn als bij strafbare feiten waarbij een ongewild gevolg optreedt
2. alleen bij strafbare feiten waarbij een ongewild gevolg optreedt
3. alleen bij strafbare feiten die opzettelijk gepleegd zijn
4. alleen bij strafbare feiten waarbij de dader een gevolg van zijn daad dat zeker zal optreden op de koop toe neemt

schuld zie p. 32 boek

• schuld in ruime zin:  verzamelterm voor iedere vorm van verwijtbaarheid van de daad.
• schuld in enge zin: vorm van schuld in ruime zin waarbij de dader niet de bedoeling heeft om het strafbare feit te plegen, maar waarbij hem wel een verwijt kan worden gemaakt van de daad (bijvoorbeeld omdat hij niet goed heeft opgelet).

6. Art. 302 Wetboek van Strafrecht bepaalt het volgende:
'Hij die aan een ander opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toebrengt, wordt, als schuldig aan zware
mishandeling, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde
categorie.'
Wat is in deze bepaling de delictsomschrijving?

1. schuldig
2. gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie
3. zware mishandeling
4. hij die aan een ander opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toebrengt

7. Een medewerker bij de kassa van een bouwmarkt stopt het geld dat hij van een klant krijgt niet in de
kassalade, maar in zijn eigen zak.
Aan welk strafbaar feit maakt deze medewerker zich schuldig?

1. oplichting
2. flessentrekkerij
3. diefstal
4. verduistering

verduistering art. 321 Sr (boek p. 40)

Het toe-eigenen van goederen van een ander die de dader eerst anders dan door misdrijf onder zich heeft.

Verschil met diefstal: De dader hoeft het goed niet eerst weg te nemen, want hij heeft het goed al (op een 'nette' manier).

8. Harm wordt veroordeeld voor een strafbare poging tot afpersing. Op afpersing staat een maximale
gevangenisstraf van negen jaar.
Wat is de maximale gevangenisstraf die aan Harm kan worden opgelegd?

1. drie jaar
2. zes jaar
3. negen jaar
4. vijf jaar

poging art. 45 Sr (boek p. 44)

Art. 45, lid 2 

De straf wordt met een derde verminderd.

9. Karel belooft zijn vriend Dennis € 250.000,- als Dennis zijn concurrent Pieter vermoordt.
Welke deelnemingsvorm is op Karel van toepassing?

1. uitlokker
2. medeplichtige
3. pleger
4. doen-pleger

10. Wanneer is een voorbereiding van een misdrijf strafbaar?

1. bij misdrijven waarop een gevangenisstraf van minimaal vijf jaar of meer is gesteld
2. bij misdrijven waarop een gevangenisstraf van minimaal twaalf jaar of meer is gesteld
3. bij misdrijven waarop een gevangenisstraf van minimaal tien jaar of meer is gesteld
4. bij misdrijven waarop een gevangenisstraf van minimaal acht jaar of meer is gesteld

voorbereiding art. 46 Sr (boek p. 46)

Verschil met poging: de dader is nog niet begonnen met zijn daad.

Soms wil de samenleving dat ook een voorbereiding van een misdaad strafbaar is. Dat is het geval als het om een zwaar misdrijf gaat (moord, gijzeling, terroristische aanslag): misdrijven die strafbaar zijn met een maximum straf van 8 jaar of meer.

11. Twee jongens gooien sneeuwballen naar voorbijgangers. Een sneeuwbal raakt per ongeluk de bril
van een voorbijganger. De bril valt op de grond en is kapot.
Welk strafbaar feit plegen de jongens?

1. openlijke geweldpleging
2. bedreiging
3. baldadigheid
4. vernieling

Baldadigheid: art. 424 Sr, boek p. 54

De daders houden zich niet erg bezig met de gevolgen van hun gedrag. We hebben geen kwaad in de zin, maar hebben gewoon lol (bijvoorbeeld sneeuwballen gooien). De daad vindt plaats in het openbaar.

12. Welk van de volgende mogelijkheden is schulduitsluitingsgrond?

1. wettelijk voorschrift
2. noodweerexces
3. ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid
4. ambtelijk bevel

13. Welke strafuitsluitingsgrond is niet in de wet opgenomen?

1. ontoerekenbaarheid
2. noodweerexces
3. onbevoegd gegeven ambtelijk bevel
4. avas

14. Mascha werkt bij een bank. Haar vriend is van plan deze bank te beroven. Mascha geeft haar
vriend de plattegrond en de code van het alarmsignaal. Vervolgens breekt de vriend in bij deze
bank.

1. Medepleger
2. Medeplichtige
3. Uitlokker

Deelneming (zie boek p. 50)

Deelneming: ​

betrokken bij misdrijf (art 47 en 48 Sr)​

​

Medeplegen: ​

ieder is evenveel verantwoordelijk (gelijkwaardige rol)​

Uitlokken, ook chantage ​

ander voert willens en wetens uit, maar jij bent strafbaar als dader

Doen plegen: ​

je laat het een ander uitvoeren die van niets weet, maar jij bent strafbaar als dader gif in melk, tuinman​

Medeplichtig zijn​:

ondergeschikte hulprol, maximaal 2/3 van de maximumstraf, hulp na misdrijf zie art. 189, dumpgoederen​

15. De vriendin van Hans H. houdt erg van shoppen. Hans heeft van zijn vriend Cor een hoeveelheid valse biljetten van 50 euro gekregen. Om te kijken of ze goed zijn nagemaakt geeft hij zijn nietsvermoedende vriendin 200 euro mee om inkopen te doen. Bij controle door de verkoopster blijkt dat de biljetten vals zijn en de politie wordt ingeschakeld. Op grond van welke vorm van daderschap is Hans strafbaar?

1. medeplegen
2. uitlokken
3. doen plegen

Deelneming (boek p. 49)

Deelneming: ​

betrokken bij misdrijf (art 47 en 48 Sr)​

​

Medeplegen: ​

ieder is evenveel verantwoordelijk (gelijkwaardige rol)​

Uitlokken, ook chantage ​

ander voert willens en wetens uit, maar jij bent strafbaar als daderexamen​

Doen plegen: ​

je laat het een ander uitvoeren die van niets weet, maar jij bent strafbaar als dader gif in melk, tuinman​

Medeplichtig zijn​:

ondergeschikte hulprol, maximaal 2/3 van de maximumstraf, hulp na misdrijf zie art. 189, dumpgoederen​

16. Voor welke vraag is het onderscheid tussen misdrijf en overtreding niet van belang?

1. De vraag of de medeplichtige strafbaar is
2. De vraag of een poging strafbaar is.
3. De vraag of er een geldboete kan worden opgelegd.

17. Wat is het belang van het arrest HR 14-02-1916 Melk en water in relatie tot
strafuitsluitingsgronden?

1. In dit arrest staat voor het eerst het begrip afwezigheid van alle schuld als strafuitsluitingsgrond centraal
2. In dit arrest staat voor het eerst het ontbreken van de wederrechtelijkheid centraal.
3. In dit arrest stelde de HR dat geen beroep mogelijk is op ongeschreven strafuitsluitingsgronden.

19. Waarvan maakt een officier van justitie gebruik, als hij om bewijstechnische reden een
verdachte van moord ook doodslag ten laste legt?

1. Van een dubbele tenlastelegging
2. Van een secundaire tenlastelegging
3. Van een subsidiaire tenlastelegging