meervoudige kamer: behandelt ingewikkelde zaken (3 of 5 rechters)
Slide 12 - Diapositive
6. Is een poging om een misdrijf en een poging om een overtreding te plegen strafbaar?
A
Zowel een poging om een misdrijf te plegen als een poging tot overtreding is strafbaar.
B
Een poging om een misdrijf te plegen is niet strafbaar, een poging tot overtreding wel.
C
Zowel een poging om een misdrijf te plegen als een poging tot overtreding is niet strafbaar.
D
Een poging om een misdrijf te plegen is strafbaar, een poging tot overtreding niet.
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Diapositive
7. Wanneer is er bij strafbare feiten sprake van schuld in enge zin?
A
zowel bij strafbare feiten die opzettelijk gepleegd zijn als bij strafbare feiten waarbij een
ongewild gevolg optreedt
B
alleen bij strafbare feiten waarbij een ongewild gevolg optreedt
C
alleen bij strafbare feiten die opzettelijk gepleegd zijn
D
alleen bij strafbare feiten waarbij de dader een gevolg van zijn daad dat zeker zal optreden op
de koop toe neemt
Slide 15 - Quiz
schuld zie p. 39 boek
schuld in ruime zin: verzamelterm voor iedere vorm van verwijtbaarheid van de daad.
schuld in enge zin: vorm van schuld in ruime zin waarbij de dader niet de bedoeling heeft om het strafbare feit te plegen, maar waarbij hem wel een verwijt kan worden gemaakt van de daad (bijvoorbeeld omdat hij niet goed heeft opgelet).
Slide 16 - Diapositive
8. Art. 302 Wetboek van Strafrecht bepaalt het volgende: 'Hij die aan een ander opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toebrengt, wordt, als schuldig aan zware mishandeling, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.' Wat is in deze bepaling de delictsomschrijving?
A
schuldig
B
gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie
C
zware mishandeling
D
hij die aan een ander opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toebrengt
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Diapositive
9, Een medewerker bij de kassa van een bouwmarkt stopt het geld dat hij van een klant krijgt niet in de kassalade, maar in zijn eigen zak. Aan welk strafbaar feit maakt deze medewerker zich schuldig?
A
oplichting
B
flessentrekkerij
C
diefstal
D
verduistering
Slide 19 - Quiz
verduistering art. 321 Sr (boek p. 48)
Het toe-eigenen van goederen van een ander die de dader eerst anders dan door misdrijf onder zich heeft.
Verschil met diefstal: De dader hoeft het goed niet eerst weg te nemen, want hij heeft het goed al (op een 'nette' manier).
Slide 20 - Diapositive
10. Harm wordt veroordeeld voor een strafbare poging tot afpersing. Op afpersing staat een maximale gevangenisstraf van negen jaar. Wat is de maximale gevangenisstraf die aan Harm kan worden opgelegd?
A
drie jaar
B
zes jaar
C
negen jaar
D
vijf jaar
Slide 21 - Quiz
poging art. 45 Sr (boek p. 54)
Art. 45, lid 2
De straf wordt met een derde verminderd.
Slide 22 - Diapositive
11, Karel belooft zijn vriend Dennis € 250.000,- als Dennis zijn concurrent Pieter vermoordt. Welke deelnemingsvorm is op Karel van toepassing?
A
uitlokker
B
medeplichtige
C
pleger
D
doen-pleger
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
12. Wanneer is een voorbereiding van een misdrijf strafbaar?
A
bij misdrijven waarop een gevangenisstraf van minimaal vijf jaar of meer is gesteld
B
bij misdrijven waarop een gevangenisstraf van minimaal twaalf jaar of meer is gesteld
C
bij misdrijven waarop een gevangenisstraf van minimaal tien jaar of meer is gesteld
D
bij misdrijven waarop een gevangenisstraf van minimaal acht jaar of meer is gesteld
Slide 26 - Quiz
voorbereiding art. 46 Sr (boek p. 56)
Verschil met poging: de dader is nog niet begonnen met zijn daad.
Soms wil de samenleving dat ook een voorbereiding van een misdaad strafbaar is. Dat is het geval als het om een zwaar misdrijf gaat (moord, gijzeling, terroristische aanslag): misdrijven die strafbaar zijn met een maximum straf van 8 jaar of meer.
Slide 27 - Diapositive
13. Twee jongens gooien sneeuwballen naar voorbijgangers. Een sneeuwbal raakt per ongeluk de bril van een voorbijganger. De bril valt op de grond en is kapot. Welk strafbaar feit plegen de jongens?
A
openlijke geweldpleging
B
bedreiging
C
baldadigheid
D
vernieling
Slide 28 - Quiz
Baldadigheid: art. 424 Sr, boek p. 66
De daders houden zich niet erg bezig met de gevolgen van hun gedrag. We hebben geen kwaad in de zin, maar hebben gewoon lol (bijvoorbeeld sneeuwballen gooien). De daad vindt plaats in het openbaar.
Slide 29 - Diapositive
14. Welk van de volgende mogelijkheden is schulduitsluitingsgrond?
A
wettelijk voorschrift
B
noodweerexces
C
ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid
D
ambtelijk bevel
Slide 30 - Quiz
Slide 31 - Vidéo
Slide 32 - Diapositive
15. Welke strafuitsluitingsgrond is niet in de wet opgenomen?