Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Beeldspraak
Metafoor, vergelijking en personificatie
Slide 1 - Diapositive
Doel
Je weet wat een vergelijking is
Je weet wat een metafoor is
Je weet wat personificatie is
Je kunt in de zin aangeven of je met een vergelijking, metafoor of personificatie te maken hebt
Slide 2 - Diapositive
Na de les leek het lokaal op een slagveld.
Hier wordt het lokaal vergeleken met een slagveld.
Je hebt hier dus te maken met een vergelijking
Slide 3 - Diapositive
vergelijking
Je zet het beeld en het object naast elkaar
Vaak bijv. het woordje "als" in de zin, of "lijkt wel" of "is net..."
Na de les leek het lokaal op een slagveld.
lokaal= object
slagveld= beeld
Slide 4 - Diapositive
metafoor
Bij het metafoor vallen het object en het beeld samen.
Je vervangt het object helemaal door het beeld
Bijvoorbeeld:
- In Egypte hebben we op het schip der woestijn gezeten.
Metaforen komen vaak voor in spreekwoorden.
Slide 5 - Diapositive
personificatie
Je geeft een voorwerp, plant, dier of abstract begrip (liefde, verdriet) menselijke eigenschappen
Bijvoorbeeld:
- De planten snakken naar wat water.
- De toekomst lacht me tegemoet.
Slide 6 - Diapositive
Even oefenen
Let op: je hebt maar 10 of 20 sec om te antwoorden.
Let op: de antwoorden staan soms door elkaar.
Slide 7 - Diapositive
Hij is zo doof als een kwartel.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie
Slide 8 - Quiz
vergelijking
Je zet het beeld en het object naast elkaar
Vaak bijv. het woordje "als" in de zin, of "lijkt wel" of "is net..."
Hij is zo door als een kwartel.
hij= object
kwartel= beeld
Slide 9 - Diapositive
Het opvangkamp bood de vluchtelingen een veilige haven.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie
Slide 10 - Quiz
metafoor
Een goede metafoor is verrassend en meteen duidelijk. Je verbindt iets nieuws aan wat de lezer al kent. Voordat je lezer afhaakt over die nieuwe onbekende kwestie heb jij zijn aandacht al gevangen. Lezers onthouden beelden gemakkelijker dan woorden.
Het opvangkamp bood de vluchtelingen een veilige haven
Slide 11 - Diapositive
Leon, een boom van een vent, sloeg de inbreker neer.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie
Slide 12 - Quiz
vergelijking
Je zet het beeld en het object naast elkaar
Vaak bijv. het woordje "als" in de zin, of "lijkt wel" of "is net..."
Leon, een boom van een vent
Leon = object
boom = beeld
Slide 13 - Diapositive
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie
Slide 14 - Quiz
metafoor
Bij het metafoor vallen het object en het beeld samen.
Je vervangt het object helemaal door het beeld
Metaforen komen vaak voor in spreekwoorden.
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
Slide 15 - Diapositive
De kerktoren kijkt uit over de hele stad.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie
Slide 16 - Quiz
De zon lachte hem stralend toe.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
Slide 17 - Quiz
De minister-president staat aan het roer van de regering.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
Slide 18 - Quiz
metafoor
Bij het metafoor vallen het object en het beeld samen.
Je vervangt het object helemaal door het beeld
Een goede metafoor is een vorm van beeldspraak, waarbij je een (abstracte) situatie vergelijkt met een beeld of een verhaal.
De minister-president staat aan het roer van de regering.