230221 Formuleren §4

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Leg je deze materialen op tafel?

Lesboek

Een schrift

Pen/markeerstift

Planning periode 3
(deel 1)

Vandaag:

Inleveren boekopdracht 2 (V/NV)

donderdag 16 maart:

Toets formuleren/schrijven (1x)

De planning van vandaag:

1. Herhalen formuleren §1-3
   
2. Uitleg formuleren §4
3. Oefenen nieuwe leerstof + huiswerkcontrole

Oefenen 

Opdracht: 

Maak de vragen over formuleren §1-3.

We kijken de opdrachten samen na.

Hoe: Je maakt het alleen

Wat: Blad en pen.

Klaar? Werk verder aan je sprookje.

Opdracht 2 (blz. 234)

De planning van vandaag:

1. Herhalen formuleren §1-3
   
2. Uitleg formuleren §4
3. Oefenen nieuwe leerstof + huiswerkcontrole

Leerdoel

Ik kan op de juiste manier met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden verwijzen.

Ik weet wat vrouwelijke, mannelijke en onzijdige woorden zijn.

Wat klopt er niet?

• Omdat opa moeilijk loopt, gebruikt zij een wandelstok die haar extra steun geeft.
  
  

• Het park ligt er mooi bij, omdat zij onderhouden wordt door de gemeente.
  
  
• Deze bakkerij staat bekend om zijn lekkernijen.

Verwijswoorden

Het-woorden = het / zijn

De-woorden (vrouwelijk) = zij, ze haar

De-woorden (mannelijke) = hij, hem, zijn

LET OP: weet je zeker dat het om een man/vrouw gaat? Dan hoef je niet naar het lidwoord te kijken. (Bv: Het meisje liet haar tas vallen.)

Blz. 236

Oefenen

Opdracht: 
Maak opdracht 1, 2, 3 en 5 van formuleren §4 (blz. 236).

Maak de opdrachten in je boek!

Huiswerkcontrole van formuleren §3: opdracht 1, 2 en 4.

Hoe: Je maakt het alleen

Wat: Werkboek, schrift en pen

Klaar? Kom je antwoorden even aan mij laten zien. Daarna werk je verder aan je sprookje.

Let bij je sprookje op je zinnen! Gebruik voegwoorden en zet punten op de juiste plek.