Einkaufen K9 - Wortschatz
1 / 27
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Wat is het verschil?
einkaufen
shoppen
Slide 4 - Question de remorquage
Brot
Parfum
Saft und Bier
Eis
Kleidung
Obst und Gemüse
Bücher
Torten
die Metzgerei
das Modegeschäft
die Drogerie
der Supermarkt
der Obst- und Gemüseladen
die Buchhandlung
die Eisdiele/der Eissalon
die Konditorei
die Bäckerei
Fleisch
Slide 5 - Question de remorquage
Kann ich Ihnen helfen?
Wieviel kostet das?
Kan ich bar zahlen?
Sonst noch etwas?
Ist das alles?
Kan ik u helpen?
Hoeveel kost dat?
Kan ik contant betalen?
Anders nog iets?
Is dat alles?
Slide 6 - Question de remorquage
Ich brauche ein Kilo Tomaten.
Brauchen Sie eine Tasche?
Sie können hier nur mit Karte zahlen.
Das macht zusammen 25,30€ bitte.
Sie können hier nur bar zahlen.
Ik heb een kilo tomaten nodig.
Heeft u een tas nodig?
U kunt hier alleen pinnen.
Dat is bij elkaar 25,30€ alstublieft.
U kunt hier alleen cotant betalen.
Slide 7 - Question de remorquage
Wo finde ich die Bäckerei?
Das ist aber günstig.
Möchten Sie außerdem noch etwas?
Das ist mir zu teuer.
Guten Morgen! Was wünschen Sie?
Waar vind ik de bakkerij?
Dat is goedkoop.
Wilt u anders nog iets?
Dat vind ik te duur.
Goedemorgen. Wat wenst u?
Slide 8 - Question de remorquage
etwas nicht finden
die Sachen auf das Band legen
einen Einkaufswagen nehmen
Obst auswählen
Getränke kaufen
den Einkaufswagen zurückstellen
an der Kasse bezahlen
Wurst und Käse kaufen
Slide 9 - Question de remorquage
Slide 10 - Vidéo
Wat voor soort markt is dit?
A
Vlooienmarkt
B
Rommelmarkt
C
Weekmarkt
D
Boekenmarkt
Slide 11 - Quiz
Wat is een Gurke (Goerke)?
A
Komkommer
B
Courgette
C
Banaan
D
Augurk
Slide 12 - Quiz
Hoe zou je in het Nederlands:
"Sonst noch einen Wunsch" vertalen?
"Sonst noch einen Wunsch" vertalen?
Slide 13 - Question ouverte
Was möchten Sie? kun je vertalen met:
A
Wat wil je?
B
Wat wilt u graag?
C
Wat mot je?
D
Wat mag u?
Slide 14 - Quiz
Wat betekent "im Angebot"?
A
tegen aan gebotst
B
In voorraad
C
in de aanbieding
D
voor de helft
Slide 15 - Quiz
Wat koopt ze uiteindelijk?
A
kersen
B
pruimen
C
kersen en pruimen
D
geen van beiden
Slide 16 - Quiz
Wat betekent
"Auf Wiedersehen" ?
"Auf Wiedersehen" ?
A
Tot ziens
B
Tot de volgende keer
C
Tot weerziens
D
Tot volgende week
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Vidéo
Was bedeutet: Kann ich Ihnen helfen?
Slide 19 - Question ouverte
Ok Welche Größe haben Sie denn?, was bedeutet das?
Slide 20 - Question ouverte
Da bekommen Sie an der Kasse noch 50% abgezogen, was bedeutet das.
Slide 21 - Question ouverte
Was ist Baumwolle?
A
katoen
B
polyester
C
nylon
D
boomwol
Slide 22 - Quiz
Kann ich dann mit Kreditkarte bezahlen?, das bedeutet:
Slide 23 - Question ouverte
Was erklärt (legt uit) Anja hier? Schreib so viel wie möglich ins Niederländische auf.
Slide 24 - Question ouverte
Wat betekent: Wie kann ich Ihnen helfen?
