Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Grammar Chapter 4
Grammar Chapter 4
1 / 21
suivant
Slide 1:
Diapositive
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Cette leçon contient
21 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
30 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Grammar Chapter 4
Slide 1 - Diapositive
Ex 1/2/3 - p. 12/13
(or online)
Exercise 3 - Pronouns -->
Done?
Theme words ex 10 up to 17
p. 16
Grammar 10a - Reflexive pronouns
In het NL: Wederkerende voornaamwoorden.
Gebruik je wanneer je refereert aan het onderwerp van de zin:
Ik
keek naar
mezelf
in de spiegel -
I
looked at
myself
in the mirror.
Het onderwerp van de zin bepaald welk voornaamwoord je gebruikt.
Slide 2 - Diapositive
Ex 1/2/3 - p. 12/13
(or online)
Exercise 3 - Pronouns -->
Done?
Theme words ex 10 up to 17
p. 16
Grammar 10a - Reflexive pronouns
Refers to the subject
-self or -selves (enkelvoud en meervoud)
Examples:
Harry saw himself in the water.
Stacy told herself to relax.
The class felt really good about themselves.
I
myself
you (jij)
yourself
he
himself
she
herself
it
itself
we
ourselves
you (jullie)
yourselves
they
themselves
Slide 3 - Diapositive
Ex 1/2/3 - p. 12/13
(or online)
Exercise 3 - Pronouns -->
Done?
Theme words ex 10 up to 17
p. 16
Grammar 10b - Each other
Refers to the
subject
Susan and Rachel
are looking at
each other
.
The cars
crashed into
each other
.
Each other means: elkaar
Slide 4 - Diapositive
They reached the top of the mountain ........, without help from a guide.
Slide 5 - Question ouverte
I wrote this article all by .......
Slide 6 - Question ouverte
They really love ..... equally.
Slide 7 - Question ouverte
They are laughing with ......
Slide 8 - Question ouverte
If I wake up tomorrow - When I wake up tomorrow... What's the difference?
If en when geven beide aan onder wat voor omstandigheden dingen gebeuren.
if: gebruik je als je denk dat iets ZOU KUNNEN gebeuren .
when: gebruik je als je ZEKER WEET dat iets gaat gebeuren.
If I go out later, I'll close the door.
When we fly to Spain, I will be very nervous.
Grammar 11: If and when
Slide 9 - Diapositive
I'll help you with that question ...
I'm done with my own homework.
A
if
B
when
Slide 10 - Quiz
We 'll win this tournament
... we win this match.
A
if
B
when
Slide 11 - Quiz
I have to be at the dinner table ... my mom is done cooking.
A
if
B
when
Slide 12 - Quiz
Every morning ...... I wake up, I make myself some coffee.
A
if
B
when
Slide 13 - Quiz
Conditional = een voorwaardelijke zin.
Er zit dus een voorwaarde aan. Je gebruikt hem bij feiten, waarschijnlijke en onwaarschijnlijke situaties.
Conditionals bestaan uit een if clause (if zin) en een main clause (hoofdzin).
De if clause (de if zin) beschrijft de voorwaarde.
De main clause (hoofdzin) beschrijft het resultaat.
If i had money, I would buy a house -> Ik zou een huis kopen ALS ik geld had.
--> Het geld hebben is dus de voorwaarde.
We can drive past McDonalds, if you help me study after
--> Het helpen is de voorwaarde voor het langs de McDonalds rijden.
Grammar 12: Conditionals
Slide 14 - Diapositive
o conditional
: resultaat is een feit + beide zinnen staan in Present Simple
---> If it
rains
, the street
becomes
wet (beide in t.t.)
1st conditional
: resultaat is voorspelling. Gebruik will + stam
--> If I
pay
attention, I
will remember
it (t.t. + will)
2nd conditional
: resultaat is bedacht of niet echt. Gebruik would + stam
--> If I
had
a dog, I
would
be happy. (v.t. + would)
Grammar 12: Conditionals
Slide 15 - Diapositive
If I had all the money in the world,
I ...... (buy) a tropical island.
Slide 16 - Question ouverte
The summer is hot if there .... (to be) a heatwave.
Slide 17 - Question ouverte
If you study for the test you .... (know) the vocabulary.
Slide 18 - Question ouverte
If you pet the cat, she .... (be) happy.
Slide 19 - Question ouverte
If you had the answers to the test,
you ..... (be) able to get a perfect score.
Slide 20 - Question ouverte
If you leave now, you .... (catch) your train.
Slide 21 - Question ouverte
Plus de leçons comme celle-ci
Chapter 4 - Grammar
Mai 2024
- Leçon avec
24 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
Chapter 4 - Lesson 7 - 2023 - last lesson 3d
Mai 2023
- Leçon avec
27 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
Chapter 4 - Lesson 8 - 3D
Mai 2024
- Leçon avec
29 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
Chapter 4 - Lesson 7 - 2023 - last lesson 3d
Mars 2024
- Leçon avec
38 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
Chapter 4 - Lesson 8 - 2023
Mai 2023
- Leçon avec
33 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
Chapter 4 - Lesson 8 - 2023
Mars 2024
- Leçon avec
27 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
3K - Test Prep
Juin 2023
- Leçon avec
18 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Chapter 4 - Lesson 7 - 2023
Mars 2024
- Leçon avec
18 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3