e6 Gramm.-Woordsoorten -Aanw.+vragend.vnw-H.4-Havo 1

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je wat aanwijzende en vragende voornaamwoorden zijn en

kun je aanwijzende en vragende vnwoorden herkennen en gebruiken. 



H. 4 Gramm. woordsoorten blz. 126


1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je wat aanwijzende en vragende voornaamwoorden zijn en

kun je aanwijzende en vragende vnwoorden herkennen en gebruiken. 



H. 4 Gramm. woordsoorten blz. 126


Slide 1 - Diapositive

Welke woordsoorten weten jullie al( nog) ?

de geleerde woordsoorten zijn:

Zelfst. nw

Lidwoorden: de- het = bepaald lidwoord

een= onbepaald lidwoord

hulpwerkwoorden

Slide 2 - Diapositive

Zelfstandig naamwoord=
 is een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel. Bijvoorbeeld: dochter, bloemist, zeehond, tulp, telefoon, dorp, liefde. Een eigennaam is ook een zelfstandig naamwoord: Tim, Schuurmans, Donar, Nijmegen, Rijn. –   Een zelfstandig naamwoord heeft meestal een enkelvoud en een meervoud (vriend – vrienden). –  Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken (vriend – vriendje). –   Je kunt er vaak de, het of een voor zetten (de vriend, een vriend; het paard, een paard).
 

Slide 3 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord=

Vertelt iets over het zelfstandig naamwoord

De kleine auto

De grote man

Slide 4 - Diapositive

Een aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw) wijst een mens, een dier of een ding aan: deze vrouw, dat paard, die fiets. Dit zijn aanwijzende voornaamwoorden: deze, die, dat, dit, zulk(e), zo’n, dergelijk(e), zelf, hetzelfde, dezelfde.

Een aanwijzend voornaamwoord kan voor een zelfstandig naamwoord staan, maar het kan ook alleen staan. Als het alleen staat, kun je het zelfstandig naamwoord er soms wel achter denken:

Slide 5 - Diapositive

Deze rode fiets vind ik mooier dan zo’n zwarte (fiets). Vind jij dat ook?
Let op:
• De woorden dat en die behoren tot meerdere woordsoorten. Dat en die zijn alleen aanwijzend voornaamwoord als je ze kunt vervangen door dit en deze.
• Woorden die een plaats of een richting aangeven (daar, daarheen, daarover, daarlangs) zijn geen aanwijzend voornaamwoord.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Lien

Vragend voornaamwoord
Er zijn vier vragende voornaamwoorden (vr.vnw): wie, wat, welk(e), wat voor (een). Ze staan meestal aan het begin van een vraag:
Wie van jullie wil even een boodschap voor me doen?
– Naar welk land gaat je vriendin op vakantie?

Soms staat een vragend voornaamwoord aan het begin van een zin die gemaakt is van een vraag:

Slide 8 - Diapositive

– Hij vroeg wie van ons even een boodschap voor hem wilde doen.
Let op:
Wie en wat zijn geen vragend voornaamwoord als ze terugwijzen naar een eerder genoemd woord:
Die leuke jongen over wie je me zojuist vertelde, loopt daarginds.

• Woorden als waar, waarheen, wanneer en hoe zijn geen vragende voornaamwoorden.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Lien

Lees nog eens goed de theorie door op blz. 126

Maken:
startopdr. met degene die naast je zit ( op fluistertoon)

+ INDIVIDUEEL:
opdracht 1-2-4
blz. 126-127

Slide 11 - Diapositive

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 12 - Diapositive

H1A-2021

Slide 13 - Diapositive

                                       H1B-2021

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Aan de slag

Slide 16 - Diapositive

Nu zelfstandig aan de slag

Wat nu?

 Voordat je aan de opdrachten begint, lees je eerst zelfstandig de theorie op blz. 126

Maken startopdr. + opdr. 1-2+4

blz. 126-127










Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Nog niet duidelijk? Kijk dan nog even naar de filmpjes.

1= vragend voornaamwoord

https://www.snapput.nl/video/het-vragend-voornaamwoord/

2=aanwijzend voornaamwoord

https://www.snapput.nl/video/aanwijzende-voornaamwoorden/


Een aanwijzend voornaamwoord staat altijd vóór datgene wat het aanwijst.





Slide 19 - Diapositive

Snel klaar?

https://www.taal-oefenen.nl/instruction/taal/woordsoorten/voornaamwoorden/vragende-voornaamwoorden

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Lien

Slide 23 - Lien

Slide 24 - Lien

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 25 - Diapositive

Aan de slag

Slide 26 - Diapositive

Opdracht: in 2 tallen=
 Bespreek met je klasgenoot wat er tijdens deze les is geleerd? Wat moet je onthouden? Hoe vertel je dit aan een leerling van een andere klas?

Opdracht: in 2 tallen=
 Bespreek met je klasgenoot wat er tijdens deze les is geleerd

Wat moet je onthouden, is belangrijk?
 
Hoe vertel je dit aan een leerling van een andere klas?

Wat was het doel van de les en is het doel bereikt?



Slide 27 - Diapositive

Onbepaald voornaamwoord

Een onbepaald voornaamwoord (onbep.vnw) duidt iemand of iets aan,
maar zegt niet precies over wie of wat het gaat:

 iemand, niemand, iedereen, men,
menigeen, het, (zo)iets, je, niets, alles, ieder(e), elk(e), menig(e), wat, (een) zekere,
ene, een of ander(e).


Je kunt de onbepaalde voornaamwoorden het best uit je hoofd leren.

Slide 28 - Diapositive

Drie lastige gevallen:

  • 1 Het woord je is onbepaald voornaamwoord als het men betekent: – Tegenwoordig kun je beter geen lifters meenemen.
  • 2 Het woordje wat is onbepaald voornaamwoord als het iets betekent: – Jullie gaan vast wel wat leuks doen in de vakantie.

Slide 29 - Diapositive


3 Het woordje het is onbepaald voornaamwoord als het niet naar iets verwijst, maar bijvoorbeeld tijd, weer of sfeer aangeeft:


  – Het is vijf uur, het stormt buiten en daardoor is het binnen extra gezellig.

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Lien