Quizje zinsdelen herhaling brugklas

Quiz zinsdelen herhaling brugklas
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Quiz zinsdelen herhaling brugklas

Slide 1 - Diapositive

Een persoonsvorm kun je op 3 manieren in een zin vinden.
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Het onderwerp van de zin vind je door de volgende vraag te stellen:
A
Wie doet het?
B
Waar + pv+ wg?
C
wie/wat+ gezegde?
D
Wat gebeurt er in de zin?

Slide 3 - Quiz

De docent geeft de boeken aan de leerlingen.
Wat is juist?
A
mv= aan de leerlingen
B
lv= de docent
C
wg= geeft aan
D
o= de boeken

Slide 4 - Quiz

De bijwoordelijke bepaling.....
A
Geeft antwoord op vragen: waar? en wanneer?
B
Is een prullenbak!
C
Alles wat overblijft

Slide 5 - Quiz

Mijn vader heeft een huis in Spanje gekocht.
A
in Spanje= lv
B
heeft gekocht= wg
C
Mijn vader=bwb
D
een huis= o

Slide 6 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp (lv) in de zin:
De piranha rook bloed.
A
De
B
piranha
C
rook
D
bloed

Slide 7 - Quiz

Wat is de bwb in de zin:
We hebben woensdag een toets.
A
We
B
hebben
C
woensdag
D
een toets

Slide 8 - Quiz

Wat zijn de koppelwerkwoorden?

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Vidéo