herhaling h6

herhaling h6
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

herhaling h6

Slide 1 - Diapositive

Wat is GEEN Rijk?
A
bacteriën
B
schimmels
C
planten
D
mensen

Slide 2 - Quiz

Wat leeft er om je heen?
Alle organismen op de wereld kun je indelen in vier rijken:
  1. Dierenrijk
  2. Plantenrijk
  3. Schimmelrijk
  4. Bacterierijk


Slide 3 - Diapositive

PLANTEN
DIEREN
SCHIMMELS
BACTERIËN
Kun je niet met het blote oog zien
Kunnen vaak goed bewegen
Vormen draden
Zijn meestal groen
Zijn producenten
Fotosynthese
Zijn consumenten
Zijn reducenten
Zijn reducenten

Slide 4 - Question de remorquage

Ordenen 
  • Elk rijk: eigen kenmerken 
  • Verschillen in celorganellen 

Slide 5 - Diapositive

Al deze factoren hebben invloed op het leven van (bijv.) een koe. 
Welke factoren zijn biotisch en welke abiotisch? 
ABIOTISCHE FACTOR
BIOTISCHE FACTOR
Zonlicht
Temperatuur
Planten
Soortgenoten
Water
Ziekteverwekkers
Wind

Slide 6 - Question de remorquage

Abiotische & Biotische factoren

Slide 7 - Diapositive

Door welke biotische factor(en) zul je een eekhoorn vaak in het bos aantreffen?
A
Bomen om in te schuilen...
B
Een lekker zonnetje...
C
Goede temperatuur...
D
Voedsel zoals hazelnootjes...

Slide 8 - Quiz

De eekhoorn ondervindt veel invloeden, hoeveel abiotische invloeden tel je?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

plek waar een organisme kan leven: de abiotische factoren zijn geschikt en er is genoeg voedsel te vinden.
Bij welke term hoort deze tekst?
A
Biotoop
B
Habitat
C
Abiotische factoren
D
Levensgemeenschap

Slide 11 - Quiz

Habitat
Een gebied waar dieren en planten leven is hun habitat,
 klein gebied binnen de biotoop
(biotoop = het abiotische deel van het ecosysteem)

Er kunnen in één biotoop verschillende habitats zijn.

Slide 12 - Diapositive

Wat vormen alle organismen die in een biotoop samenleven?
A
Biotische factoren
B
Habitats
C
Abiotische factoren
D
Een levensgemeenschap

Slide 13 - Quiz

Hoe noemen we competitie tussen organismen die op dezelfde manier gebruik maken van een biotoop?
A
Vijandigheid
B
Rivaliteit
C
Concurrentie
D
Competentie

Slide 14 - Quiz

Voedsel
Planteneter
  • Herbivoor
  • Eet planten
Vleeseter
  • Carnivoor
  • Eet vlees (andere dieren)
Alleseter
  • Omnivoor
  • Eet planten en vlees

Slide 15 - Diapositive

a. welke organismen staan altijd onderaan een voedselketen
b. waarom is dat?

Slide 16 - Question ouverte

wie eet wat?
Grasland
Haas
Vos
Zonlicht
Zonlicht
Grasland
Vos
Haas

Slide 17 - Question de remorquage

Voedselketen
  • Rij organismen die van elkaar leven
  • Ieder organisme heet een schakel
  • Begint altijd met een plant
  • De soort die het hoogst in de voedselketen staat, wordt niet gegeten
  • Pijl betekend: wordt gegeten door 

Slide 18 - Diapositive

Hoeveel carnivoren zijn er in dit voedselweb?
A
2
B
6
C
7
D
12

Slide 19 - Quiz

Hoe lang is de langste voedselketen in dit voedselweb?
A
4 schakels lang
B
5 schakels lang
C
6 schakels lang
D
7 schakels lang

Slide 20 - Quiz

Voedselweb
Een voedsel web is een keten van verschillende voedselketens

Slide 21 - Diapositive

Piramide van aantallen
Piramide van biomassa

Slide 22 - Diapositive

Wie zijn reducenten
A
Planten en dieren
B
Dieren en schimmels
C
Schimmels en Planten
D
Bacteriën en Schimmels

Slide 23 - Quiz

Producenten
Consumenten
Reducenten
Afvaleters
Mineralen

Slide 24 - Question de remorquage

Slide 25 - Diapositive

Waar zitten bacteriën en schimmels vooral?
A
Humuslaag en Strooisellaag
B
Humuslaag en Grondlaag
C
Grondlaag en Strooisellaag
D
Vooral in de grondlaag

Slide 26 - Quiz

Bodemprofiel
1 strooisellaag
bodemdieren
bacteriën & schimmels
2 humuslaag
verkleind natuurlijk afval
3 grondlaag
zand, klei, leem

Slide 27 - Diapositive

Producenten-consumenten-afvaleters-reducenten maken samen de kringloop rond.
  • Planten noemen we producenten --> fotosynthese (produceren glucose)
  • Dieren eten planten of andere dieren; noemen we consumenten.
  • Dieren en planten gaan dood, de dode resten met poep van de dieren worden opgeruimd door afvaleters (bodemdieren)
  • De reducenten  (schimmels/bacteriën) ruimen het overgebleven afval op.
  • De reducenten maken er mineralen van die de planten nodig hebben.
afvaleters

Slide 28 - Diapositive

Doordat een boer zijn oogst van zijn akker haalt, ontstaat er geen humuslaag.
Waarom zal de boer na de oogst mest aan het land toevoegen?

A
Bacteriën en schimmels verdwijnen dan want daar hebben de planten last van
B
Zodat de kringloop op de akker wordt gesloten
C
Anders kunnen bacteriën en schimmels geen mineralen maken voor de fotosynthese
D
Mest geeft een gezonde kleur aan het land

Slide 29 - Quiz

Voedselkringloop verbroken door akkers
Door het oogsten van planten zijn er geen dode resten op een akker.

Bacteriën en schimmels kunnen geen mineralen maken: de voedselkringloop is verbroken.

Boeren bemesten hun akkers met dierlijke mest of met kunstmest. Daarin zitten mineralen.

Slide 30 - Diapositive

En dan nu...
Een paar vragen..

Slide 31 - Diapositive

Zijn er nog onderwerpen die ik niet heb besproken maar je lastig vindt?

Slide 32 - Question ouverte

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 33 - Question ouverte

Ben je aan de hand van vandaag goed voorbereid op de toets?

Slide 34 - Question ouverte

evaluatie
                                                        
  • post-its;
  • Schrijf op de gele een top; Wat vond je dat ik goed heb gedaan deze les? 
  • Schrijf op de blauwe een tip; Wat had ik deze les beter kunnen doen ?

Slide 35 - Diapositive