Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
vermogen
Slide 1 - Diapositive
wat gaan we vandaag doen
terugblik vorige les
Wat is het vermogen van een apparaat?
Hoe bereken je het vermogen?
Slide 2 - Diapositive
Energie omzetten
Je kunt elektrisch energie gebruiken om:
- te verwarmen
- te verlichten
- bewegen
- magnetisme
- opslaan
Slide 3 - Diapositive
Verlichten
Elektrische energie kun je gebruiken om te verlichten.
Verwarmen
Elektrisch energie kan gebruikt worden om te verwarmen.
Bewegen
Elektrische energie kan gebruikt worden om iets te laten bewegen.
Magnetisme
Elektrisch energie kan gebruikt worden om elektromagneten aan te drijven.
Opslaan
Elektriciteit kun je ook opslaan in batterijen en accu's.
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Vidéo
Led of lamp?
Bekijk hiernaast het verbruik van een ledlamp tegenover de spaarlamp, gloeilamp en halogeenlamp.
Wat valt je op aan de hoeveelheid licht die ze geven? (lm)
Slide 6 - Diapositive
Vermogen
Vermogen is de hoeveelheid energie die een apparaat omzet per seconde
grootheid
symbool
eenheid
energie
E
Joule
J
tijd
t
seconde
s
Vermogen
P
Watt
W
Slide 7 - Diapositive
LED- lamp van 2W geeft net zoveel
licht als een gloeilamp van 25W
2 W = 2 J/s
25 W = 25 J/s
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Hoe bereken je het vermogen
het vermogen P hangt af van de spanning U en de stroomsterkte I.
vermogen = spanning x stroomsterkte
P=U⋅I
Slide 10 - Diapositive
P=U⋅I
grootheid
symbool
eenheid
Vermogen
P
Watt
W
spanning
U
Volt
V
stroomsterkte
I
Ampère
A
Slide 11 - Diapositive
Een lamp is aangesloten op 230 V en er loopt een stroom van 0,35 A door de lamp. Bereken het vermogen.
Gegeven
U = 230 V
I = 0,35 A
Gevraagd
P = ... W
Oplossing
P = U x I
P = 230 x 0,35
P = 80,5 W
Slide 12 - Diapositive
aan de slag
de les is nu met jullie gedeeld
over 30 min. ben je terug in de meet
Slide 13 - Diapositive
De machine werkt op een spanning van....
Slide 14 - Question ouverte
De stroom die door dit apparaat gaat is .....
Slide 15 - Question ouverte
Het vermogen van dit apparaat is.....
Slide 16 - Question ouverte
een lamp van 11 watt en een lamp van 60 watt gebruiken in één uur net zoveel energie
A
waar
B
niet waar
Slide 17 - Quiz
een botsauto gebruikt in 5 minuten meer energie dan in één minuut.
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quiz
Ik heb thuis een koffiezetapparaat met een vermogen van 700 W. Hoeveel energie verbruikt dit koffiezet apparaat per seconde?
Slide 19 - Question ouverte
vraag 11 van je werkboek ( paragraaf 3.3) Schrijf alle 5 de stappen op!
Slide 20 - Question ouverte
vraag 12 van je werkboek ( paragraaf 3.3) Schrijf alle 5 de stappen op!
Slide 21 - Question ouverte
Met kerst wil je met de hele familie gourmetten. De 3 gourmetstellen (230 V) die je gebruikt zijn ieder 1000 W. Een elektrische groep in een woonhuis kan maximaal 16 A aan. Kun je de 3 gourmetstellen op dezelfde groep aansluiten?
Slide 22 - Question ouverte
Een lampje van een fiets gebruikt 3 A. Een TL-buis gebruikt maar 0,3 A. Toch geeft een TL-buis veel meer licht. Leg uit waarom een TL-buist veel meer licht geeft.