3 vmbo-k/pm 6.3 De ogen

6.3 De ogen
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

6.3 De ogen

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
herhalen vorige les
nieuwe theorie: 6.3 De ogen

zelf aan de slag

Slide 2 - Diapositive

6.2 Voelen, ruiken en proeven
Voelen:
- je voelt met de zintuigen in je huid
- in je huid zitten verschillende soorten zintuigcellen


Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Voelen, ruiken en proeven
ruiken:
- doe je met je neus
- in de neus bevindt zich het reukzintuig
- boven in de neusholte in het neusslijmvlies liggen de reukzintuigcellen met reukharen
- de reukzintuigcellen worden geprikkeld door geuren
- hierdoor ontstaan impulsen die via de gevoelszenuwcellen naar de hersenen gaan


Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Wat vangen de zintuigcellen in je zintuigen op?
A
Impulsen
B
Zenuwen
C
Prikkels
D
Licht

Slide 7 - Quiz

Wat zijn zintuigen?
A
Ogen, oren, neus, tong en aanraking
B
Aanraking, ogen en neus
C
Oren, neus en tong
D
Tong, neus en oren

Slide 8 - Quiz

Gewenning ontstaat door?
A
Een lage drempelwaarde
B
Een lange tijd dezelfde prikkels ontvangen

Slide 9 - Quiz

wat is gewenning?
A
je ruikt poep
B
je ruikt een geurtje niet meer na een tijdje
C
je ruikt patat
D
je ruikt een appeltaart

Slide 10 - Quiz

Wat is de drempelwaarde?
A
Als de sterkste prikkel een impuls maakt.
B
Als de zwakste prikkel een impuls maakt.

Slide 11 - Quiz

De drempelwaarde van een hond is ....
A
hoger dan die van ons
B
gelijk aan die van ons
C
lager dan die van ons
D
... ligt er aan welke hond het is

Slide 12 - Quiz

Als ik mij motiveer wordt de drempelwaarde:
A
Hoger
B
Die veranderd niet
C
Lager

Slide 13 - Quiz

Wie heeft de hoogste drempelwaarde?
A
Hond
B
Puber
C
Volwassene
D
Oma

Slide 14 - Quiz

Leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je vertellen uit welke onderdelen het oog bestaat
- kan je vertellen wat de functie is van de onderdelen van het oog

Slide 15 - Diapositive

6.3 De ogen
De gezichtszintuigen liggen in de ogen.

De ogen liggen goed beschermd in je oogkassen.
Er zijn nog meer onderdelen die je ogen beschermen.

Slide 16 - Diapositive

6.3 De ogen
bescherming van het oog:
- wenkbrauwen: zorgen ervoor dat het zweet niet in je ogen loopt
- oogleden: beschermen de ogen tegen vliegjes en stof
- wimpers: beschermen de ogen tegen vuil en tegen te fel licht

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

6.3 De ogen
bescherming van het oog:
- de traanklieren maken traanvocht: tegen uitdroging en zorgt voor wegspoelen van stofjes uit het oog
- het traanvocht wordt afgevoerd naar de neusholte via traanbuizen

Slide 19 - Diapositive

Wat beschermt onze ogen tegen vliegjes?
A
wenkbrauwen
B
oogleden
C
wimpers
D
traanklieren

Slide 20 - Quiz

Je ziet hier de ogen. Wat is de taak van nummer 3
A
snot afvoeren
B
opvang van oogvocht
C
afvoeren van oogvocht en bacteriën
D
maken van oogvocht

Slide 21 - Quiz

Dit onderdeel beschermt je oog tegen zweet.
A
Traanklieren
B
Oogkassen
C
Wenkbrauwen

Slide 22 - Quiz

Welk onderdeel van je oog zorgt ervoor dat je oog vochtig wordt?
A
De wenkbrauw
B
Je wimpers
C
De traanklier
D
Je ooglid

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Diapositive

6.3 De ogen
buitenkant van het oog:
- harde oogvlies: witte gedeelte van de oogbol: beschermt het binnenste van
      pupil: opening in de iris: hierdoor dringt het licht het oog binnenhet oog.
- iris: spiertjes, maken je pup;il groter/kleiner 
- hoornvlies: ligt over de iris en de pupil heen

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

6.3 De ogen
- oogspieren: zitten in de oogkassen vast aan het harde oogvlies
 - hoornvlies: doorzichtige laag over je pupil en iris heen
- glasachtig lichaam: doorzichtige gelei-achtige massa in het oog

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

onderdelen oog
Wand van de ogen: 3 lagen
- Harde oogvlies: witte deel van je oog
- Vaatvlies: bloedvaten, zorgt voor zuurstof en voedingsstoffen voor het oog
- Netvlies: liggen de zintuigcellen: staafjes en kegeltjes

Slide 29 - Diapositive

6.3 De ogen



netvlies: binnenste laag van het oog: hierin liggen de gezichtszintuigcellen waar de impulsen ontstaan
- oogzenuw: impulsen gaan via hier naar de hersenen


Slide 30 - Diapositive

netvlies: 


- staafjes en kegeltjes 
- gele vlek: in het centrum van het netvlies: hiermee zie je het scherpst.     veel kegeltjes 
- blinde vlek: hier zie je niks, hier verlaat de oogzenuw het oog

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive


Welk onderdeel van het oog zorgt voor de hoeveelheid lichtinval in het oog? 
A
Netvlies
B
Pupil
C
Hoornvlies
D
Lens

Slide 33 - Quiz

Dit onderdeel beschermt je oog tegen zweet.
A
Traanklieren
B
Oogkassen
C
Wenkbrauwen

Slide 34 - Quiz

Welk onderdeel van het oog bevindt zich op de plek waar de oogzenuw het oog verlaat?
A
Blinde vlek
B
Gele vlek
C
Netvlies
D
Pupil

Slide 35 - Quiz

Welk onderdeel van het oog geleidt impulsen naar de hersenen?
A
Slakkenhuis
B
Gehoorzenuw
C
Trommelvlies
D
Gehoorbeentjes

Slide 36 - Quiz

In welk onderdeel van het oog zitten zintuigcellen?
A
Hoornvlies
B
Vaatvlies
C
Netvlies

Slide 37 - Quiz


Met welk onderdeel van het oog kun je het oog alle kanten opdraaien?
A
Glasachtig lichaam
B
Vaatvlies
C
Pupil
D
Oogspier

Slide 38 - Quiz

Zelf aan de slag
hb blz 52, 53 / opdr 13 tm 17

Slide 39 - Diapositive