Schrijven - Zinnen maken met één werkwoord (2)

• NT2
• ISK

Welkom!

Ga lekker zitten.

Ik ga zo vertellen wat 

we gaan doen...

Mededelingen

• Twee nieuwe leerlingen in de klas
• Op tijd op het Hoofdvaart College
• NB-uren

Wat gaan we 

doen deze les?

Schrijven: zinnen maken +

formulieren en kaartjes

Aan het einde van de les:

• kun je zinnen met één werkwoord

op de goede manier schrijven;

• kun je formulieren en kaartjes schrijven.

Volgorde (herhaling)

Wat - Werkwoord - Waar - Wie - Wanneer

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

Volgorde (herhaling)

Wat - Werkwoord - Waar - Wie - Wanneer

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

Volgorde (herhaling)

Wat - Werkwoord - Waar - Wie - Wanneer

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Volgorde (herhaling)

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Volgorde (herhaling)

koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Volgorde (herhaling)

koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Hij	(2)	(3)	(4)	(5)

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Volgorde (herhaling)

koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Hij	koopt	(3)	(4)	(5)

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Volgorde (herhaling)

koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Hij	koopt	's middags	(4)	(5)

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Volgorde (herhaling)

koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Hij	koopt	's middags	een broodje	(5)

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Volgorde (herhaling)

koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Hij	koopt	's middags	een broodje	in de winkel.

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Volgorde (herhaling)

koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Hij	koopt	's middags	een broodje	in de winkel.

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
's Middags	(2)	(3)	(4)	(5)

Volgorde (herhaling)

koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Hij	koopt	's middags	een broodje	in de winkel.

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
's Middags	koopt	(3)	(4)	(5)

Volgorde (herhaling)

koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Hij	koopt	's middags	een broodje	in de winkel.

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
's Middags	koopt	hij	(4)	(5)

Volgorde (herhaling)

koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Hij	koopt	's middags	een broodje	in de winkel.

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
's Middags	koopt	hij	een broodje	(5)

Volgorde (herhaling)

koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Hij	koopt	's middags	een broodje	in de winkel.

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
's Middags	koopt	hij	een broodje	in de winkel.

Werken in twee groepen...

Groep 1	Groep 2
Saladeh, Miguel, Alind, Bogdan, Taha & Isabella	Aras, Danylo, Kyle, Stanislaw, Kira, Tetiana, Amer, Vlad, Fozia & Amira
Samen met mij 1. Wij doen een paar zinnen samen. 2. Iedereen probeert één zin of twee zinnen zelf. De anderen helpen als het niet lukt. 3. Iedereen probeert de rest van het werkblad af te maken. Ik ben er om te helpen.	Alleen (zelfstandig) 1. Kijk pagina 54 t/m 57 van het werkblad van jouw klasgenoot na: zet een kruis bij de zin die fout is. Verbeter niet! 2. Als je alles hebt nagekeken, geef je het werkblad terug aan je klasgenoot. 3. Als je jouw eigen werkblad hebt teruggekregen, dan verbeter jij jouw eigen fouten.
Klaar? Als je klaar bent, dan pak je een laptop en ga je Diglin doen.	Klaar? Als je klaar bent, dan pak je een laptop en ga je Diglin doen.

Begrijp ik het?

Check-vragen

1. 

2.

3.

heeft

in de Zeilstraat

al vijf jaar

Ahmet's vader

een viswinkel

zetten

de vuilniszak

elke dinsdag

de buurman

buiten op de stoep

morgen

brengen

naar het station

hij

zijn vriend