V4 - oefen voor PW2

V4 - oefen voor PW2
Cultuur & grammatica
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

V4 - oefen voor PW2
Cultuur & grammatica

Slide 1 - Diapositive

Hoe heette de vrouw van keizer Augustus?
A
Julia
B
Livia
C
Augusta
D
Claudia

Slide 2 - Quiz

Wie was geen Flavische keizer?
A
Vespasianus
B
Domitianus
C
Diocletianus
D
Titus

Slide 3 - Quiz

De ablabs

Slide 4 - Diapositive

Welke woorden zijn de ablabs in:
fugit puella urbe capta
A
fugit puella
B
puella urbe
C
puella capta
D
urbe capta

Slide 5 - Quiz

Welke woorden zijn de ablabs in:
Caesare appropinquante hostes fugerunt
A
Caesare fugerunt
B
hostes fugerunt
C
Caesare appropinquante
D
appropinquante hostes

Slide 6 - Quiz

PPP
PPA
Sleep de vormen naar de juiste plek
ducente
recusato
dimissis
tremente

Slide 7 - Question de remorquage

Hoe vertaal je de ablabs in:
Patre lacrimante puella abit.
A
terwijl vader huilde
B
terwijl vader huilt
C
nadat vader huilde
D
nadat er werd gehuild door vader

Slide 8 - Quiz

Hoe vertaal je de ablabs in:
Urbe capta puella abit.
A
terwijl de stad werd ingenomen
B
terwijl de stad wordt ingenomen
C
nadat de stad is ingenomen
D
nadat de stad was ingenomen

Slide 9 - Quiz

Een ab. abs. bestaat altijd ALLEEN uit woorden in de ablativus
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

onbepaalde voornaamwoorden

Slide 11 - Diapositive

locum
A
aliqui
B
alicui
C
aliquem
D
aliquod

Slide 12 - Quiz

flumen
A
aliquid
B
aliquod
C
aliquem
D
aliqui

Slide 13 - Quiz

Welke combinatie is níet mogelijk?

feminae
A
alicui
B
alicuius
C
aliquae
D
aliquis

Slide 14 - Quiz

caput alicuius
A
een of ander hoofd
B
het hoofd van iemand
C
het hoofd van sommigen
D
welk hoofd

Slide 15 - Quiz

Plinius was gouverneur van:
A
Germanië
B
Gallië
C
Bythinië
D
Hispania

Slide 16 - Quiz

Hoe heette de Romeinse aanvoerder die de slag bij het Teutenburgerwoud verloor?
A
Arminius
B
Germanicus
C
Vitellius
D
Varus

Slide 17 - Quiz

deponens of niet?
Op de volgende slides staat steeds een woord in de vorm waarin het in de woordenlijst of het woordenboek staat. De vraag is steeds: is dit een deponens of niet?

Slide 18 - Diapositive

despero, desperare
A
ja
B
nee
C
dat kun je zo niet zien
D
dit is geen werkwoord

Slide 19 - Quiz

loquor, loqui
A
ja
B
nee
C
dat kun je zo niet zien
D
dit is geen werkwoord

Slide 20 - Quiz

munitor, munitoris
A
ja
B
nee
C
dat kun je zo niet zien
D
dit is geen werkwoord

Slide 21 - Quiz