LEERJAAR 2 PERIODE 2 WEEK 3

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Nederlands

Periode 2

Week 3

Vorige week

• 2.1 Oriënteren op gesproken teksten
• 2.2 Aantekeningen maken
  

Planning

• 1.1 Intensief lezen
• 1.2 Woordbetekenis en beeldspraak

Lesdoelen

• Ik kan een tekst begrijpen door hem intensief te lezen.
• Ik kan de betekenis van onbekende woorden en beeldspraak achterhalen. 

In welke gevallen lees je een tekst intensief?

1.1 Intensief lezen

Theorie 1: Een tekst intensief lezen

• Tekst helemaal begrijpen? → intensief lezen
• Intensief lezen = tekst nauwkeurig lezen + weten waar de tekst precies over gaat
• Je leest intensief na de tekst globaal te hebben gelezen

Veel teksten zijn ingedeeld in verschillende delen. Welke delen zijn dit?

1.1 Intensief lezen

Theorie 2: De indeling van een tekst

• Inleiding = introductie van onderwerp + belangstelling van lezer wekken
• Middenstuk = onderwerp wordt stap voor stap uitgewerkt (van meerdere kanten bekeken)
• Slot = afsluiting van tekst (samenvatting, conclusie, advies, ...)

Lees de tekst en vul aan:
De schrijver van een tekst zorgt voor samenhang in een tekst, zodat je de tekst goed kunt volgen. Dit doet de schrijver door alinea's en zinnen met elkaar te verbinden met...

1.1 Intensief lezen

Theorie 3: Samenhang tussen alinea's en zinnen

• Schrijver zorgt voor samenhang door gebruik van signaalzinnen en
  -woorden
• Signaalzinnen = geven aanwijzing voor wat in tekstdeel behandeld gaat worden
• Signaalwoorden = verwijzen naar iets wat eerder in tekst is genoemd of maken duidelijk wat alinea's/zinnen met elkaar te maken hebben

Geef een voorbeeld van een signaalwoord bij het tekstverband 'opsomming'.

Geef een voorbeeld van een signaalwoord bij het tekstverband 'volgorde van tijd'.

Geef een voorbeeld van een signaalwoord bij het tekstverband 'reden of oorzaak-gevolg'.

Aan het werk!

• Bekijk klassikaal het voorbeeld op blz. 104 
• Maak opdracht 1, 3 en 4 (blz. 98-106) 

1.2 Woordbetekenis en beeldspraak

Theorie 4: Woordbetekenis achterhalen
Onbekend woord in tekst? Stappenplan gebruiken! 

1. Geeft het woord zelf een aanwijzing voor de betekenis?
   (deel van het woord)
2. Geeft de context een aanwijzing voor de betekenis? 
   (lees de rest van de tekst, voorbeeld, synoniem, afbeelding)
3. Geven het woord en de context geen aanwijzingen?
   (zoek op in woordenboek/op internet)

1.2 Woordbetekenis en beeldspraak

Theorie 5: Beeldspraak begrijpen

• Beeldspraak = figuurlijk taalgebruik, taalgebruik dat je niet letterlijk moet nemen
• Schrijver gebruikt beeld voor wat hij wil zeggen i.p.v. letterlijk te zeggen wat hij bedoelt

1.2 Woordbetekenis en beeldspraak

Theorie 5: Beeldspraak begrijpen

• Beeldspraak kan ervoor zorgen dat je een deel van een tekst niet begrijpt. 
• Ook bij beeldspraak kunje zelf de betekenis proberen te achterhalen:
  - Kijk of de context een aanwijzing voor de betekenis geeft
  - Geeft de beeldspraak zelf aanwijzingen voor de betekenis?

Leg in je eigen woorden deze beeldspraak uit:
Met lood in zijn schoenen begon hij aan de terugreis…

Leg in je eigen woorden deze beeldspraak uit:
En zijn hart opende…

Leg in je eigen woorden deze beeldspraak uit:
Haar gezicht bloeide op…

Aan het werk!

Leerwerkboek

• Maken: opdracht 7, 8, 10 en 11

Starttaal

• 2F > Lezen 
• Samenhang husseltaak
• Samenhang gatentekst

Volgende week oordopjes meenemen die met laptop verbonden kunnen worden!