Latijn werkwoord toekomende tijden

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Latijn

werkwoord - toekomende tijden

Opzet

• vertaling toekomende tijden
• kenmerken toekomende tijden
• oefenen
• herhaling verleden tijden
• oefenen

Welke vertaling hoort bij welke tijd?

futurum exactum

futurum

praesens

ik doe

hij deed

1. wij kwamen

2. wij zijn gekomen

1. jij deed

2. jij hebt gedaan

jullie komen

zij zullen komen

zij zal mogen

jullie zullen hebben gekund

ik zal doen

zij zullen zijn gekomen

Vertaling van de tijden

	praesens	futurum	futurum exactum
tijd	onvoltooid tegenwoordig	onvoltooid toekomend	voltooid toekomend
voorbeeld vertaling	ik zie	1. ik zal zien 2. ik ga zien (of 3. ik zie)	ik zal hebben gezien (of: ik heb gezien)

Welke vorming hoort bij welke tijd?

praesens

futurum

futurum exactum

stam + e + uitgang

stam + b + uitgang

pf-stam + er(i) + uitgang

stam + uitgang

Vorming van de tijden

	futurum bij a-ww/e-ww	futurum bij i-ww/mk-ww	futurum exactum
vorming	stam + b + uitgang	stam + e + uitgang	pf-stam + er(i) + uitgang
voorbeeld	vide-b-i-t	audi-e-t	audiv-eri-t

N.B. pf-stam is (1) stam + v of (2) andere stam

Uitgangen

herhalen personen

uitgangen praesens = futurum = futurum exactum

Werkwoord - personen

ev

mv

1e

1e

2e

2e

3e

3e

jullie

wij

zij

ik

hij/zij/het

jij

Uitgangen - impf. = plus pf.

ev

mv

1e

1e

2e

2e

3e

3e

tis

mus

nt

m

t

s

o

Overzicht uitgangen

		alle tijden	perf
1e ev	ik	-o/-m	-i
2e ev	jij	-s	-isti
3e ev	hij/zij/het	-t	-it
1e mv	wij	-mus	-imus
2e mv	jullie	-tis	-istis
3e mv	zij	-nt	-erunt

muniveris

1. jij bouwt een muur
2. jij zult een muur bouwen
3. jij zult een muur gebouwd hebben
4. geen van deze antwoorden

advenietis

1. jij nadert
2. jij zult naderen
3. jullie naderen
4. jullie zullen naderen

oppresserint

1. zij onderdrukken
2. zij onderdrukten
3. zij hebben onderdrukt
4. geen van deze antwoorden

Wat betekent 'oppresserint' behalve 'zij hebben onderdrukt' nog meer?

ingnoravero

1. ik weet niet
2. ik zal niet weten
3. ik heb niet geweten
4. ik zal niet geweten hebben

descendit

1. hij daalt af
2. hij zal afdalen
3. hij heeft afgedaald
4. hij zal afgedaald hebben

descendet

1. hij daalt af
2. hij zal afdalen
3. hij heeft afgedaald
4. hij zal afgedaald hebben

descenderit

1. hij daalt af
2. hij zal afdalen
3. hij heeft afgedaald
4. hij zal afgedaald hebben

Herhaling verleden tijden

• vertaling verleden tijden
• vorming verleden tijden
• oefenen 

Welke vertaling hoort bij welke tijd?

plusquam perfectum

imperfectum

perfectum

ik doe

hij deed

1. wij kwamen

2. wij zijn gekomen

1. jij deed

2. jij hebt gedaan

jullie komen

zij kwamen

zij mocht

jullie hadden gekund

ik had gedaan

zij waren gekomen

Vertaling van de tijden

	perfectum	imperfectum	plusquam perfectum
tijd	1. verleden 2. volt. tegenw.	verleden	voltooid verl.
voorbeeld vertaling	1. ik zag 2. ik heb gezien	ik zag	ik had gezien

Welke vorming hoort bij welke tijd?

praesens

imperfectum

perfectum

plusq. pf.

stam + uitgang

stam + ba + uitgang

pf-stam + pf-uitgang

pf-stam + era + uitgang

Vorming van de tijden

	plusquam pf.	imperfectum	perfectum
vorming	pf-stam + era + uitgang	stam + ba + uitgang	pf-stam + pf-uitgang
voorbeeld	vid-era-t (hij had gezien)	vide-ba-t (hij zag)	vid-it (1. hij zag 2. hij heeft gezien)

N.B. pf-stam is (1) stam + v of (2) andere stam

superat

1. hij overwint
2. hij overwon
3. hij heeft overwonnen
4. hij had overwonnen

superaverat

1. hij overwint
2. hij overwon
3. hij heeft overwonnen
4. hij had overwonnen

superaverit

1. hij overwint
2. hij overwon
3. hij heeft overwonnen
4. hij had overwonnen

superavit

1. hij overwint
2. hij overwon
3. hij heeft overwonnen
4. hij had overwonnen

superabit

1. hij overwint
2. hij overwon
3. hij heeft overwonnen
4. hij had overwonnen

superabat

1. hij overwint
2. hij overwon
3. hij heeft overwonnen
4. hij had overwonnen

contemnemus

1. praesens
2. futurum
3. imperfectum
4. geen van deze tijden