IRE + vertaling tekst 18 Via Latina





Tekst 18
Senatus Populusque Romanus
(De Senaat en het Volk van Rome)
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
LatijnSecundair onderwijs

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon





Tekst 18
Senatus Populusque Romanus
(De Senaat en het Volk van Rome)

Slide 1 - Diapositive

Opwarming
Wat heeft Covid19 met de Oudheid te maken?

Slide 2 - Diapositive

Corona-weetjes:
Is het woord afkomstig uit het oud-Grieks, het Latijn, een mix of geen van beide?
pandemie
timer
0:10
A
Grieks
B
Latijn
C
Geen van beide
D
mix van beide

Slide 3 - Quiz

Corona-weetjes:
Is het woord afkomstig uit het oud-Grieks, het Latijn, een mix of geen van beide?
vaccinatie, incubatie en quarantaine
timer
0:10
A
Grieks
B
Latijn
C
Geen van beide

Slide 4 - Quiz

Corona-weetjes:
Is het woord afkomstig uit het oud-Grieks, het Latijn, een mix of geen van beide?
corona en social distancing
timer
0:10
A
Grieks
B
Latijn
C
Geen van beide
D
mix van beide

Slide 5 - Quiz

Corona-weetjes:
Is het woord afkomstig uit het oud-Grieks, het Latijn, een mix of geen van beide?
symptoom + microbioloog
timer
0:10
A
Grieks
B
Latijn
C
Geen van beide
D
mix van beide

Slide 6 - Quiz

Welke vorming hoort bij welke tijd?
praesens
imperfectum
perfectum
plusq. pf.
stam + uitgang
stam + ba + uitgang
pf-stam + pf-uitgang
pf-stam + era + uitgang

Slide 7 - Question de remorquage

Welke vorm hoort bij welke tijd?
praesens
imperfectum
perfectum
plusq. pf.
est
erant
fuit
tradidisti
fuerant
fuerunt
sunt
erat
tetigi
clamabam
exstruxeram
ambulo

Slide 8 - Question de remorquage

Het werkwoord IRE (GAAN)
Ook al heb je het werkwoord nog niet eerder geleerd, toch kan je er zelf al heel wat over afleiden uit de vorm:

Slide 9 - Diapositive

Werkwoord
ev
mv
1e
1e
2e
2e
3e
3e
itis
imus
eunt
eo
it
is

Slide 10 - Question de remorquage

Al iets moeilijker nu: wat waren ook alweer de praesensvormen?
1e ev
2e ev
3e ev
1e mv
2e mv
3e mv
eunt
istis
is
itis
iimus
eo
iit
imus
it

Slide 11 - Question de remorquage

praesens
futurum
plusquam perfectum
imperfectum
ieramus
eritis
tradiderat
eo
imus
ibam
fuerant

Slide 12 - Question de remorquage

praesens
perfectum
plq perf
imper-
fectum

itis
imus
it
isti
isse
iit
ieramus
ieram
ierant
ibam
ibant

Slide 13 - Question de remorquage

Ken je het betr. vnw. nog?

Slide 14 - Diapositive

quos
qua
quo

nachos
quibus
quae
cuius

Slide 15 - Question de remorquage

Sleep de ww-vormen tekst 18 naar het juiste blok onderaan:
ero (r6)
ind. praesens
ind. imperfectum
ind. fut. s.
ind. perf.
imperativus
ii (r21)
transibant (r19)
eo (r1)
cenabo (r6)
habes (r1)
licebat
erimus
i (r7)
prohibemus
(r11)
redibis (r4)

Slide 16 - Question de remorquage

Let op
We vragen bij het pw  werkwoordsvormen uit ... TEKST 18!!!!!!

Slide 17 - Diapositive

Dus...
..... tekst 18 !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

Slide 18 - Diapositive





Neem tekst 18 (p. 138)
Op deze kaart zie je de veroveringen tot ongeveer 40 v. Chr.

Slide 19 - Diapositive

'Quinte' op r. 1 is ...
A
een ablativus
B
een vocativus
C
het getal 'vijf'
D
een sympathieke jongen

Slide 20 - Quiz

Wat is 'eo' op r. 2?
A
1e ev. van ire
B
abl.mnl.ev. van is, ea, id
C
1e ev. van eare
D
abl.onz.ev. van is, ea, id

Slide 21 - Quiz

r.3: wat is het ANTECEDENT van het betrekkelijk vnw. 'qui' op r. 2. Kijk goed!
A
Flaviae
B
patruum
C
me
D
invitavit

Slide 22 - Quiz

Noteer alle futurumvormen van r. 4 tot en met 13 (tot imperio nostro) in de juiste volgorde, zonder komma's. Het zijn er vijf.

Slide 23 - Question ouverte

Determineer cenae (r.5)?
A
nom. vrl. mv.
B
gen. vrl. ev.
C
dat. vrl. ev.
D
gen. vrl. mv.

Slide 24 - Quiz

Let op bij r. 7: 'modo' heeft meerdere betekenissen. Maar: staat het bij een imperativus? Dan betekent het '...maar'.
i modo betekent dus...
A
Laat maar
B
Ga maar
C
Wees maar
D
Raar maar waar

Slide 25 - Quiz

r.12: wat is het ANTECEDENT van het 'qui' op r.12? Kijk goed!
A
Numerus
B
eorum
C
dies
D
transeunt

Slide 26 - Quiz

r.14:
Nondum periimus neque peribimus, Placide!


Vertaal:
timer
0:15
A
Wij komen nog niet om en zijn nog niet omgekomen, Placidus!
B
Wij zijn nog niet omgekomen en komen niet om, Placidus!
C
Wij zijn nog niet omgekomen en zullen niet omkomen, Placidus!
D
Placidus is nog niet omgekomen en zal niet omkomen!

Slide 27 - Quiz


r. 15-16:

15 Venisti ad tempus: cum Placido amico dissero de eis periculis,
16 quae a Germanis sunt.

Het antecedent van QUAE (r.16) is 'periculis': QUAE is ...

timer
0:30
A
nom vrl enk
B
nom vrl mv
C
nom onz mv
D
acc onz mv

Slide 28 - Quiz

r. 18-19:

18 Hermunduri - ea civitas quondam trans Danuvium sedes habuit -
19 iam sub Nerone Caesare ubique transibant.

Nerone Caesare (r. 19) is welke naamval (A of B) en welk staatshoofd (C of D)?
A
nom enk
B
abl enk
C
Nero
D
Caesar

Slide 29 - Quiz

r. 20 Eis non modo in ripa, sed tota provincia commercium (handel) exercere licebat.

Kies de juiste naamval + verklaring van
de naamval van tota provincia:
A
nom - onderwerp
B
acc - lijdend voorwerp
C
dat - bij het ww licet
D
abl - BWB van plaats

Slide 30 - Quiz

Kies de juiste vertaling van quibus op r. 21:
timer
1:00
A
aan wie
B
voor wie
C
met wie
D
door wie

Slide 31 - Quiz

Wat is de futurum van esse in de 1e persoon meervoud
A
ero
B
ferimus
C
feremus
D
futurero

Slide 32 - Quiz

Wat is typerend voor de futurum in de uitgang, bi of ba?
A
bi
B
ba

Slide 33 - Quiz

Wat is de 1e ev ind imperf van ire?
A
ibam
B
iebam
C
iibam
D
ebam

Slide 34 - Quiz