Crisis 5 - arbeidsproductiviteit, nominale en intrinsieke waarde

Economie - Havo 4 - Crisis 5
Havo 4

Crisis 1
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Economie - Havo 4 - Crisis 5
Havo 4

Crisis 1

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
> Ruil in relatie tot productie en consumptie beschrijven.
> Toelichten dat door specialisatie en arbeidsdeling de arbeidsproductiviteit kan toenemen.
> Uitleggen dat specialisme ruil nodig maakt.
> Voorbeelden geven van transactiekosten zowel uitgedrukt in geld als anders.

Slide 2 - Diapositive

Terugblik
Bespreken SO



Slide 3 - Diapositive

Arbeidsdeling en arbeidsproductiviteit
De arbeidsproductiviteit is de productie per werknemer in een bepaalde tijdseenheid. 

De gemiddelde arbeidsproductiviteit 
in een bedrijf kan door arbeidsdeling 
omhoog.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Opdracht 2.1

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Vidéo

De ruilverhouding tussen twee producten is twee fietsen tegen zeven voetballen. Wat is het probleem als een voetbalproducent één fiets wil kopen?

Slide 8 - Question ouverte

In een straat met veel ruilhandel zit iemand met een stapel paraplu's. Hij wil groente en vlees kopen. Welk probleem kan hij krijgen?

Slide 9 - Question ouverte

Transactiekosten
Hoeveel brood is een schaap waard?

Transactiekosten: alle moeite die je moet doen om een ruil tot stand te laten komen.

Slide 10 - Diapositive

Noem een voorbeeld van transactiekosten bij ruil in natura.

Slide 11 - Question ouverte

Geld
Het afwikkelen van transacties wordt makkelijker als er een algemeen aanvaard ruilmiddel is -> Geld. 

Ruilen met geld als ruilmiddel wordt indirecte ruil genoemd.

Slide 12 - Diapositive

Wat is de waarde van geld?

Nominaal -> De waarde die het vertegenwoordigt, bijv. 10 euro

Intrinsiek -> De waarde van het papier/ materiaal, bijv. 1 euro

Slide 13 - Diapositive

Is geld te vertrouwen?
  • Ja, overheid voorbeeldfunctie
  • Nee, als hyperinflatie, dan gaan mensen met een andere muntsoort betalen of in natura, want dan is het niets meer waard

Slide 14 - Diapositive

Zelfstandig werken - huiswerk
Basis: maken vraag 2.4 t/m 2.8

Plus: maken vraag 2.4 t/m 2.8

Intensief: maken vraag 2.4 t/m 2.8

Compact: 2.5, 2.6, 2.8


Slide 15 - Diapositive

Evaluatie
Je krijgt een aantal vragen over de behandelde lesstof. 

Slide 16 - Diapositive

De nominale waarde van de euro is groter dan de intrinsieke waarde.
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quiz

Transactiekosten kunnen alleen in geld worden uitgedrukt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Op welke twee manieren kun je je arbeidsproductiviteit verhogen
A
Door scholing en ruilen
B
Door scholing en specialisatie
C
Door scholing en instituties
D
Door transactiekosten en instituties

Slide 19 - Quiz