Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Vragen over literaire begrippen
Slide 1 - Diapositive
De Bree zijn denken was hoekig en norsch. De lucht lag laag morsig roetig. Novemberochtend. De wind danste lomp om de hoeken. De boersche reuzin viel over hem met de volle vracht van natte kleeren. De Bree kampte even. Dit was een voorpostgevecht. Hij wist ongeveer waar hij heen ging. Hij had er van gehoord. Hij bereikte het plein met onvertraagden tred door de kolking der tochtgaten. Het plein was rechthoekig, gekoolgruisd het midden in een lijst van keien.
Uit: Bint - F. Bordewijk (1931)
Welk perspectief heeft de schrijver gekozen?
A
ik-verteller
B
hij/zij-verteller
C
alwetende verteller (auctoriaal)
D
meervoudig perspectief
Slide 2 - Quiz
Welk perspectief is het meest subjectief? Licht je antwoord toe.
Slide 3 - Question ouverte
'In het nieuwe kamp zagen wij nooit mijn vader. Nu moesten wij maar afwachten hoe hij opschoot met onze reis naar Palestina. 's Avonds spraken de mensen erover dat je helemaal niet naar Palestina zou gaan. Maar iemand zei "stil er zijn kinderen hier". Ik deed net alsof ik geen last had van hun gepraat. Na een tijdje hoorde ik er niets meer van.' Uit: Kinderjaren van Jona Oberski (1978) Is hier sprake van een vertellende of een belevende ik-verteller?
A
Vertellende ik-verteller
B
Belevende ik-verteller
Slide 4 - Quiz
Het boek Kinderjaren (zie vorige vraag) van Jona Oberski heeft 97 pagina's en beschrijft de jeugd van een ik-verteller gedurende de Tweede Wereldoorlog.
Wat is de vertelde tijd en de verteltijd van deze novelle?
Slide 5 - Question ouverte
In een sujet worden de verhaalgebeurtenissen beschreven in
A
chronologische volgorde
B
in de volgorde van het verhaal
C
D
Slide 6 - Quiz
W.F. Hermans schreef het boek 'De donkere kamer van Damokles'. Welk thema kan je afleiden uit deze titel?
Slide 7 - Question ouverte
In het boek 'De aanslag' van H. Mulisch is een dobbelsteen een leidmotief. Dit voorwerp staat symbool voor:
A
geluk
B
toeval
C
het lot
D
verandering
Slide 8 - Quiz
Nog één ogenblik zag ik hem zo staan, tegen de donkere achtergrond van het bos. De stemmen van mijn tochtgenoten klonken niet ver weg, op het pad tussen de bomen. Ik keek om, maar hij was al verdwenen, ik weet niet in welk richting. De bladeren bewogen nauwelijks, ook de wind Uit: Hella Haasse, Oeroeg (1948)
Is hier sprake van belangenruimte of speelruimte? Licht je antwoord toe
Slide 9 - Question ouverte
'Er rijdt door mijn hoofd een trein vol joden, ik leg het verleden als een wissel om...'
Welk boek begint met dit motto?
A
Stenen bruidsbed
B
Kinderjaren
C
Het achterhuis
D
Het bittere kruid
Slide 10 - Quiz
Hoe druk je de vertelde tijd in een verhaal uit?
A
In een jaartal (bv. 2010)
B
In aantal pagina's
C
De tijd (min., uren, jaren) waarin het verhaal afspeelt
D
De tijd (min., uren, jaren) waarin je het verhaal leest.
Slide 11 - Quiz
Veel moderne werken zijn opgebouwd volgens een klassieke tragedie. Beschrijf deze opbouw.
Slide 12 - Question ouverte
Zijn er nog vragen of opmerkingen over de panelopdracht of het mondeling?