V3A - The Passive

The Passive
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EnglishMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

The Passive

Slide 1 - Diapositive

Wat zien wij op
het plaatje?
A
Past simple
B
Present perfect
C
Past perfect

Slide 2 - Quiz

Wat gebruik je hier? Past simple, present perfect or past perfect?

When he ______(to arrive) at the cinema, the movie _____(to start).
A
Past simple
B
Past perfect and present perfect
C
Present perfect
D
Past simple and past perfect

Slide 3 - Quiz

Vul in (antwoord 1 - antwoord 2)

When he ______(to arrive) at the cinema, the movie _____(to start).

Slide 4 - Question ouverte

The passive
We gebruiken de passive als niet belangrijk is wie de handeling verricht. De nadruk ligt dus op wat er gebeurd

De passive kun je dus gebruiken als je vooral de nadruk op de actie wilt leggen. Je kunt hem ook gebruiken als het niet duidelijk wie de actie heeft gedaan.

Voor de passive gebruik je een vorm van to be + voltooid deelwoord

Dit kun je in verschillende tijden (tenses) doen. 


Slide 5 - Diapositive

Voorbeeld: Present simple passive
The cleaning lady cleans the building every day

Het onderwerp = The cleaning lady
Maar waar het om gaat is dat het gebouw elke dag wordt schoongemaakt (niet wie het doet)

The building is cleaned every day

We noemen dit passive omdat je het onderwerp van de zin passief maakt
Let op! Hoewel de zin in de present staat (heden), moet je nog steeds to be + voltooid deelwoord gebruiken. is = present en cleaned = voltooid deelwoord




Slide 6 - Diapositive

Voorbeeld: Present simple passive
Let op!
1. Hoewel de zin in de present staat (heden), moet je nog steeds to be + voltooid deelwoord gebruiken. Verwar het voltooid deelwoord niet met een past tense.

2. Soms kan er een woord tussen to be + voltooid deelwoord staan. Dit mag. Voorbeeld:
- I am often interrupted (by students)

3. Bekijk altijd goed in welke tijd een zin staat en neem dit over bij de passive. 






Slide 7 - Diapositive

Wat is het lijdend voorwerp in deze in?

Two brothers run the shop
A
Two brothers
B
Run
C
the shop

Slide 8 - Quiz

Maak de volgende zin (present simple) passive:

"They play the game"

Slide 9 - Question ouverte

Maak de volgende zin (past simple) passive:

"He walked the dog"

Slide 10 - Question ouverte

Maak de volgende zin passive:

"John wrecked my car last week"


Slide 11 - Question ouverte

Severe
A
Zwaar/ernstig
B
Schaal
C
Puin
D
Zuil

Slide 12 - Quiz

Refuge
A
Verwoesting
B
Verontrustend
C
Stevig
D
Schuilplaats/toevluchtsoord

Slide 13 - Quiz

Disturbing
A
Verwoesting
B
Verontrustend
C
Stevig
D
Gebeuren

Slide 14 - Quiz

Dekking zoeken
A
To disapear
B
To take cover
C
Warning
D
To exist

Slide 15 - Quiz

Kracht
A
Force
B
Petrol
C
To evacuate
D
Solid

Slide 16 - Quiz

Bestaan
A
To exist
B
To disappear
C
Solid
D
to take cover

Slide 17 - Quiz