Klas 3G/T, H5 Lezen

Leerdoelen
Ik weet wat een mening is.
Ik weet aan welke signaalwoorden ik een mening kan herkennen.
Ik weet wat een argument is.
Ik weet aan welke signaalwoorden ik een argument kan herkennen.
Ik weet wat een conclusie.
Ik weet aan welke signaalwoorden ik een conclusie kan herkennen. 
Ik weet het verschil tussen een feit en een mening. 
Ik kan meningen en argumenten herkennen in verschillende opdrachten. 
Ik weet wat citeren betekent. 




1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Leerdoelen
Ik weet wat een mening is.
Ik weet aan welke signaalwoorden ik een mening kan herkennen.
Ik weet wat een argument is.
Ik weet aan welke signaalwoorden ik een argument kan herkennen.
Ik weet wat een conclusie.
Ik weet aan welke signaalwoorden ik een conclusie kan herkennen. 
Ik weet het verschil tussen een feit en een mening. 
Ik kan meningen en argumenten herkennen in verschillende opdrachten. 
Ik weet wat citeren betekent. 




Slide 1 - Diapositive

Mening, argument en conclusie
mening/ standpunt: Een schrijver schrijft op wat hij van iets vindt of hoe hij ergens over denkt.
Een mening herken je aan de volgende signaalwoorden: ik vind, volgens mij, naar mijn mening.

Als de schrijver uitlegt waarom hij iets vindt geeft hij een argument. Een argument herken je aan signaalwoorden zoals: want, omdat, namelijk, immers.

conclusie: Aan het einde van de tekst, als de schrijver alle argumenten heeft gegeven, trekt hij een conclusie. De schrijver kan dan kort zijn mening en argumenten herhalen. Een conclusie herken je aan de signaalwoorden: dus, concluderend, dat betekent.

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
ik kan met behulp van signaalwoorden meningen, argumenten en conclusies herkennen en begrijpen

(lezen H5 blz 124)

Slide 3 - Diapositive

DOEL

- je weet (nog) wat signaalwoorden zijn

- je weet (nog) wat een feit is

- je weet (nog) wat een mening (standpunt) is

- je weet (nog) wat een argument (reden) is

- je weet wat een conclusie is

meningen, argumenten en conclusies d.m.v. signaalwoorden in een tekst herkennen

Slide 4 - Diapositive

FEIT

- Uitspraak over iets wat waar of niet waar is

- Een feit kan je controleren



Voorbeeld van een feit:

De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt €50,00 kleedgeld per maand.

Je kunt controleren of dit waar is door in de krant te kijken of het op internet op te zoeken.

Slide 5 - Diapositive

MENING (STANDPUNT)

- Wat iemand ergens van vindt

Het is niet controleerbaar

-Je kunt het eens of oneens zijn

- signaalwoorden: ik vind, volgens mij, naar mijn mening...


Voorbeeld van een mening (standpunt):

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen.

Slide 6 - Diapositive

ARGUMENT (REDEN)

- Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.

- Signaalwoorden: want, namelijk, omdat, immers...



Voorbeeld van een argument (reden):

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument).

Slide 7 - Diapositive

CONCLUSIE

- Als alle argumenten (redenen) zijn gegeven, kan er een conclusie volgen.

- Korte herhaling van meningen en argumenten.

-Signaalwoorden: dus, concluderend, dat betekent...



Voorbeeld van een conclusie:

Het is dus goed dat jongeren kleedgeld krijgen, want dan leren zij met geld omgaan.

Slide 8 - Diapositive

Wat zijn signaalwoorden?
A
Ze geven een signaal, zodat je weet waar je gebleven bent met lezen.
B
Ze geven aan wat voor soort tekst het is.
C
Ze geven aan met welk verband je te maken hebt.
D
Ze geven voor welk publiek de schrijver de tekst heeft geschreven.

Slide 9 - Quiz

Wat is een feit?
A
Een uitspraak over iets wat waar of niet waar is. Controleerbaar.
B
Een uitspraak over iets wat waar of niet waar is. Niet controleerbaar.

Slide 10 - Quiz

Wat is een mening (standpunt)?
A
Wat iemand ergens van vindt. Controleerbaar. Je bent het ermee eens.
B
Wat iemand ergens van vindt. Controleerbaar. Je bent het ermee oneens.
C
Wat iemand ergens van vindt. Niet controleerbaar. Je kunt er eens of oneens mee zijn.
D
Wat iemand ergens van vindt. Niet controleerbaar. Je kunt er niets van zeggen.

Slide 11 - Quiz

Wat is een argument (reden)?
A
Een uitleg waarmee je een feit verdedigt.
B
Een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
C
Een uitleg waarmee je een reden verdedigt.
D
Iets wat je moet controleren.

Slide 12 - Quiz

Lees (en beluister) de tekst.

Slide 13 - Diapositive

In welke alinea('s) kun je de mening van de schrijver lezen?
A
alinea 1
B
alinea 2
C
in alinea 1 en 2

Slide 14 - Quiz

In alinea 2 staat 'Ik vind dat'.
Dit is een signaalwoord voor het geven van een mening.
Welke ander signaalwoord voor mening staat ook in alinea 2?

Slide 15 - Question ouverte

De schrijver zegt: 'Ik vind dat de hond direct in beslag moet worden genomen'.

Welk argument (reden) geeft hij hiervoor?

Slide 16 - Question ouverte

De schrijver zegt: 'Een pittig gesprek is volgens mij een slecht plan'.

Welk argument (reden) geeft hij hiervoor?

Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Vidéo

Lees (en beluister) de tekst.

Slide 19 - Diapositive

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
Vivera
B
Natuur & Milieu
C
Wereldwijde voedselverdeling
D
Flexitariër

Slide 20 - Quiz

Wat voor soort tekst is de tekst?
A
advertentie
B
nieuwsbericht
C
reactie op een website

Slide 21 - Quiz

Wat is een flexitariër?

Slide 22 - Question ouverte

Wat wil Natuur & Milieu bereiken met de campagne?

Slide 23 - Question ouverte

Wat is de mening van Natuur & Milieu over de toename van het aantal felexitariërs?

Slide 24 - Question ouverte

In alinea 2 staat dat het goed is om niet alle dagen vlees te eten. Welke drie argumenten worden daarbij genoemd?

Slide 25 - Question ouverte

Welk argument staat in alinea 3 voor de mening van Natuur & Milieu?

Slide 26 - Question ouverte

Waarom heeft een vleesloze dag in Nederland ook positieve gevolgen elders in de wereld?

Slide 27 - Question ouverte

In alinea 4 staat een vergelijking. Noteer deze in eigen woorden.

Slide 28 - Question ouverte

Waarom is het eten van minder vlees een simpele manier om milieubewust bezig te zijn?
Gebruik niet meer dan 15 woorden in je antwoord.

Slide 29 - Question ouverte

Wat is het doel van de campagne van Natuur & Milieu?
A
je informeren over de campagne
B
je instrueren hoe je milieubewust kunt worden
C
je overhalen hoe je flexitariër kunt worden

Slide 30 - Quiz

Wat is het doel de tekst?
A
adviseren
B
informeren
C
overhalen

Slide 31 - Quiz

Wat betekent
campagne
in alinea 1?
A
een andere mogelijkheid
B
gezondheid
C
grote actie voor een bepaald doel
D
pilot

Slide 32 - Quiz

Wat betekent
alternatief
in alinea 1?
A
een andere mogelijkheid
B
gezondheid
C
eten
D
op een andere plaats

Slide 33 - Quiz

Wat betekent
welzijn
in alinea 2?
A
pas geleden
B
gezondheid
C
eten
D
op een andere plaats

Slide 34 - Quiz

Wat betekent
overmatige
in alinea 3?
A
pas geleden
B
te veel
C
eten
D
op een andere plaats

Slide 35 - Quiz

Wat betekent
elders
in alinea 3?
A
pas geleden
B
proef
C
eten
D
op een andere plaats

Slide 36 - Quiz

Wat betekent
recentelijk
in alinea 4?
A
pas geleden
B
behoorlijk
C
eten
D
in de toekomst

Slide 37 - Quiz

Wat betekent
nuttigen
in alinea 4?
A
nodig zijn
B
behoorlijk
C
eten
D
in de toekomst

Slide 38 - Quiz

GELEERD? 

- je weet (nog) wat signaalwoorden zijn

- je weet (nog) wat een feit is

- je weet (nog) wat een mening (standpunt) is

- je weet (nog) wat een argument (reden) is

- je weet wat een conclusie is

meningen, argumenten en conclusies d.m.v. signaalwoorden in een tekst herkennen

Slide 39 - Diapositive