Les 3. De kapsalon

De kapsalon
- Stage lopen in Dienstverlening en Zorg (D&Z) -
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
D&ZVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

De kapsalon
- Stage lopen in Dienstverlening en Zorg (D&Z) -

Slide 1 - Diapositive

Waar denk je aan bij het woord:
' de kapsalon'

Slide 2 - Carte mentale

Na deze les weet ik
  • hoe je om moet gaan met klanten
  • hoe je een goede indruk maakt op klanten
  • welke taken een kapper/kapster heeft
  •  wat 'permanent' betekent

Slide 3 - Diapositive

Filmpje slechtste en beste kapper
  1. Welke verschil zie je tussen de twee kapsalons?
  2. Waardoor is de tweede kapper beter dan de eerste? 
  3. Welke vaardigheden voor een goede kapper zijn bij de kapsters terug in het filmpje? 

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Omgaan met klanten
-In de kapsalon werk je altijd met mensen
-Je bent de hele dag samen met collega's
-En er komen steeds klanten aan wie je aandacht moet geven: b.v. groeten als ze binnenkomen, hun jassen ophangen en tijdschriften aangeven
-Je zorgt ook voor koffie en thee
-Je moet dus goed met mensen om kunnen gaan
-Maak dan gebruik van je goede persoonlijke eigenschappen.

Slide 6 - Diapositive

Een goede indruk
-Als je aardig, beleefd en behulpzaam bent, maak je een goede indruk
-Een goede indruk maken betekent ook dat je uiterlijk goed verzorgd is 
-En dat je beleefd en vriendelijk bent
-Je haar zit natuurlijk goed als je bij een kapper werkt!
-Je zorgt dat je er fris uitziet en schone kleren draagt
-Ook je houding en je lichaamstaal zijn belangrijk
-Mensen waarderen het als je enthousiast bent en een glimlach laat zien!

Slide 7 - Diapositive

Telefoongesprek
-In de kapsalon neem je ook de telefoon op
-Meestal als je collega's geen tijd hebben omdat ze met een klant bezig zijn
-Klanten bellen om een afspraak te maken of een afspraak te verzetten
-Het is makkelijk als je goed weet wat je moet zeggen

Slide 8 - Diapositive

Kapsels
-Bij de kapper kun je natuurlijk je haar laten wassen en knippen
-Maar kappers doen nog veel meer
-Je kunt om een compleet nieuw kapsel vragen, kort of lang, een andere kleur of krullen, los of opgestoken. Alles kan!
-Een krullenkapsel heet een permanent, daar zijn een heleboel krulspelden voor nodig
-Een heel kort kapsel kan ook. Dat gebeurt met een tondeuse





Slide 9 - Diapositive

Plannen
-Het is belangrijk om een goede planning te maken
-Er komen steeds nieuwe klanten en je moet dan verschillende klusjes achter elkaar doen in de goede volgorde zodat alles klaar is als de klanten komen.
1.Eerst haren van de vloer vegen
2.Schoen handdoeken klaarleggen en de kammen afwassen
3.Koffiezetten voor klanten en collega's
4.Als het wat rustiger is kun je misschien broodjes halen bij de bakker

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Gebruik de volgende woorden bij de vragen:
1.  vegen   2. afwisselend
    3. netjes   4. medewerkers
    5. instructies     6. verzorgd

Slide 12 - Diapositive

In een kapsalon doe je heel..............werk. (0,5p)

Slide 13 - Question ouverte

Zoals koffie zetten, klanten begroeten, haren bij elkaar..............of opruimen. (0,5p)

Slide 14 - Question ouverte

Als kappershulp krijg je...........van ervaren collega's. (0,5p)

Slide 15 - Question ouverte

De kapsalon ziet er altijd schoon en ................uit. (0,5p)

Slide 16 - Question ouverte

De .................. zijn vriendelijk en behulpzaam (0,5p)

Slide 17 - Question ouverte

En ze zien er goed.................uit. (0,5p)

Slide 18 - Question ouverte

Welke woorden horen bij elkaar? (2p max.) (-0,5 per fout)
beschermen
drogen
wassen
knippen
afdrogen
vastzetten
verstevigen
kammen
krullen
kleuren
Kappersscharen
Föhn
Handdoeken
Shampoo
Haarklem
Krulspelden
Handschoenen
Haarkleurmiddel
Mousse
Kapperskam

Slide 19 - Question de remorquage

Wat doe je?
Een klant wil heel graag een kopje koffie. Je gaat een kop koffie voor haar inschenken. Wat doe je?
1. Je zet de koffie op het tafeltje. Je zegt: 'Alstublieft'. Je gaat weer aan het werk
2. Je zet de koffie op het tafeltje. Je zegt: 'Alstublieft'. Je vraagt aan andere klanten of ze koffie of thee willen. (0,5p)
A
1
B
2

Slide 20 - Quiz

Een mevrouw is te vroeg. Ze gaat zitten en wacht op haar beurt. Wat doe je?(0,5)
A
Je loopt naar de mevrouw en vraagt of ze koffie wil.
B
Je gaat verder met vegen, want dat moet af en zij kan thuis wel koffie drinken

Slide 21 - Quiz

Welke eigenschappen horen bij welke woorden? (2p)
sociaal
professioneel
behulpzaam
beleefd
Elkaar helpen is
U zeggen is
Klantvriendelijk is
Praat met elkaar is

Slide 22 - Question de remorquage

Hoe heet dit in het
kappersvak?
(krullen laten zetten?) (2p)

Slide 23 - Question ouverte