V3 -Vorbereitung Lesen: Wörterbuch = üben

V3 - Woche 2 - Stunde 1
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

V3 - Woche 2 - Stunde 1

Slide 1 - Diapositive

Alles Gute im neuen Jahr!

Slide 2 - Diapositive

Planung

Lesen vorbereiten: 
  • Wörterbuch verwenden + üben
  • üben Cito examen Text 1, 2

Woche 3: toets Sprechen V3duD
Woche 4: toets Lesen V3duB 



Ziele



  • Ich kann ein deutsches Wort in einem D-N Wörterbuch finden. 

  • Ich kann die wichtigste Informationen in einen einfachen Text finden und Fragen dazu beantworten. 

Slide 3 - Diapositive

Hoe gebruik ik het woordenboek goed en effectief?


Opzoeken 
in het woordenboek

Slide 4 - Diapositive

Wann Wörter nachschlagen / nicht nachschlagen?

- Begrijp ik de tekst (context) zonder opzoeken?

- Woord afleiden uit andere taal (NL/Eng/Fr)?

- Uit elkaar halen (samengestelde woorden)

- Is het woord belangrijk genoeg om op te zoeken?
   (woord in vraag, antwoord of belangrijk tekstdeel)

Slide 5 - Diapositive

der Kontext
Je kunt de zin waarin het onbekende woord staat gebruiken om de betekenis te ''raden''. Je maakt dan gebruik van de context.
bijv: Zwei Jungen aus Berlin konnten ihr Haus nicht mehr finden, sie hatten sich verirrt.

Als je een woord niet uit de context kunt afleiden, gebruik dan het woordenboek.

Slide 6 - Diapositive

Wat betekent het woord 'Rabatt'? Gebruik enkel de contect van de zin!


Ihr bekommt 20% Rabatt, die Hose kostet jetzt 60 euro anstatt 75

Slide 7 - Question ouverte

Wat betekent het woord 'niedrig'? Gebruik enkel de contect van de zin!


Voriges Jahr war die Mückenpopulation sehr hoch, jetzt ist sie aber niedrig

Slide 8 - Question ouverte

Welche Wörter suche ich im Wörterbuch nach?

  1. zelfstandig naamwoorden - enkelvoud 
  2. werkwoorden - hele werkwoord
  3. overige woorden -  o.a. signaalwoorden (reden, tegenstelling, opsomming etc.)

Belangrijk:
Het woordenboek is een hulpmiddel.
Leer woorden uit de Lernlisten goed, 
daarmee kom je erg ver!

Slide 9 - Diapositive

Verben- werkwoorden
In het woordenboek alleen hele werkwoord - infinitief
bepaal dus eerst het hele werkwoord en zoek het op
bijvoorbeeld:

gekauft / gesagt/ braucht / kämpft / redet
      =                =                 =                 =                = 
kaufen / sagen / brauchen / kämpfen / reden



Slide 10 - Diapositive

Wat is het infinitief?

Das Unternehmen verschenkt die Postkarten.
A
verschenkt
B
verschenken
C
verschinken

Slide 11 - Quiz

Wat is het infinitief? Wat is de betekenis?

Was wird damit gemeint?

timer
2:00

Slide 12 - Question ouverte

zelfstandig naamwoorden
Let op:
  • je vindt alleen enkelvoudsvormen in het woordenboek! Achter het woord staat tussen haakjes hoe het meervoud gemaakt wordt. 
      bijv: Pläne --> Plan,    /   Gebiete -->  Gebiet,     /   Häuser --> Haus

  • Dat je de juiste vertaling van het woord zoekt! Aan de hand van  context kan je vaak prima uitsluiten welke vertaling de juiste is. (homoniem)
      Bijv: der Ball ( 1.een bal om mee te spelen of 2. een feestje)

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Samengestelde zelfst. naamwoorden
Staan niet (altijd) in woordenboeken:
  • kijk uit welke delen ze bestaan
  • hak het woord op de juiste plek in stukjes
  • zoek eventueel de vertaling op van de stukjes 
  • Let er op dat je het woord in het enkelvoud opzoekt

Bijv: Gartenhütte, Hochhaus, Regenschirm, Bademantel, Sonnenbrille



Slide 15 - Diapositive

Hoe zoek je Entwicklungsländer op in het woordenboek
A
Entwicklungs Länder
B
Entwicklung en Land
C
Entwicklungsländer

Slide 16 - Quiz

Hoe zoek je Großstädte op in het woordenboek?
A
Großstädte
B
Groß en Städte
C
Groß en Stadt
D
Groß en Stad

Slide 17 - Quiz

Uit welke twee woorden bestaan het volgende samengestelde zelfstandig naamwoord: Polizeipraktikum

Slide 18 - Question ouverte

overige woorden
Bijvoorbeeld: signaalwoorden, bijwoorden, voegwoorden, bijvoeglijk naamwoorden etc. 

  • Zoek op de basisvorm van het woord. 
       Bijv: Das schüchterne Mädchen versteckt sich hinter ihrem Vater.
       schüchterne --> schüchtern 

Slide 19 - Diapositive

De opbouw van de tekst 
titel
inleiding
alinea
bron
plaatje

Slide 20 - Question de remorquage

korte tekst
lange tekst
scantekst
gatentekst

Slide 21 - Question de remorquage

Slide 22 - Vidéo

Lesen Cito Text 1 & 2  
Stappenplan
1. Oriëntatie: Bekijk de tekst, titel, tussenkopjes, lay-out, plaatjes, bron.            Lees de inleiding. Voorspel: Waarover zou de tekst kunnen gaan? 
2. Vraag en antwoorden lezen (per alinea) + markeren kernwoorden
3. Tekst(deel) lezen + markeren belangrijke tekstdelen
4. Beantwoorden vraag.
Zeit: 10 Minuten, danach besprechen
Klaar = werken aan voorbereiding toets Sprechen V3duD
timer
10:00

Slide 23 - Diapositive

nächste Stunde
Lesen trainieren Cito Text 3, 4, 5

Sprechen vorbereiten

Slide 24 - Diapositive