Chapter 5E: Prefixes and Suffixes HSX

• Engels
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2

Prefixes and Suffixes

Today's goal

At the end of this lesson I know what prefixes and suffixes are.

I can correctly form and use prefixes and suffixes.

Find out the rule

Example A: Don't get me wrong, I like the idea that people want to visit my city. It's just that I absolutely dislike all the mess they leave behind.

Example B: He is this years intern. He is doing his internship at this company. 

Ask SS to read these 2 examples and what the differences are

like-dislike (dis- = not/the opposite)

play-replay (re- = again/back)

Prefixes

Letters die we VOOR het woord plaatsen

Ze veranderen de betekenis van het woord.

Voorbeelden: 

non- /un-/ im-/ il-/ in-/ ir-/ dis-

re-

mis-            

Deze prefixes betekenden 'niet' of 'het tegenovergestelde'

non-             sense -> nonsense

un-               used -> unused

im-               possible -> impossible

il-                  legal -> illegal

in-                compatible -> incompatible

ir-                 responsible -> irresponsible

dis-             appear -> disappear

Re- betekend 'opnieuw' of 'terug'

act -> react

play -> replay

turn -> return

mis- betekend 'verkeerd' of 'niet'

place -> misplace

understand -> misunderstand

Heb je onthouden?

re- means?

mis- means?

re- means again/back

mis- means wrong/not

Suffixes

Suffixes

Letters die we ACHTER een woord plaatsen

Ze veranderen de betekenis van het woord

Voorbeelden:

-er

-ing/ -ment

-ness

Suffixes

Om te praten over 'de persoon die de actie doet', plus -er 

teach -> teacher

rap -> rapper

Suffixes

Om een werkwoord te veranderen in een zelfstandignaamwoord: plus -ing/ -ment

move -> movement

paint -> painting

Suffixes

Om een bijwoord of bijvoegelijknaamwoord te veranderen in een zelfstandignaamwoord: plus -ness

friendly -> friendliness

sad -> sadness

Choose the correct prefix/suffix

...proper

1. un-
2. im-
3. in-
4. dis-

Choose the correct prefix/suffix

respect...

1. -less
2. -ible
3. -ful
4. -able

Choose the correct prefix/suffix

...typical

1. a-
2. im-
3. un-
4. in-

Choose the correct prefix/suffix

regular...

1. -ed
2. -ing
3. -al
4. -ly

Choose the correct prefix/suffix

...sufficient

1. im-
2. un-
3. in-
4. a-

Choose the correct prefix/suffix

...honour...

1. dis-
2. un-
3. -ible
4. -able

Hoe maak je van het volgende woord een woord met een tegenovergestelde betekenis? (schrijf het hele woord op)

......appear

Hoe maak je van het volgende woord een woord met een tegenovergestelde betekenis? (schrijf het hele woord op)

correct

Hoe maak je van het volgende woord een woord met een tegenovergestelde betekenis? (schrijf het hele woord op)

complete

Hoe maak je van het volgende woord een woord met een tegenovergestelde betekenis? (schrijf het hele woord op)

welcome

In conclusion

Today's goals were:

At the end of this lesson I know what prefixes and suffixes are.

I can correctly form and use prefixes and suffixes.

Time to work:

29, 30, 31, 33, pages 74-77 done? work on your podcast for tomorrow or continue with the reading exercises!

END