Klas 1 week 4 les 1 lesversie

Bienvenu(e)s!

Lesdoelen (buts)
Je gaat nieuwe Franse woorden leren die te maken hebben met mensen en activiteiten beschrijven


Wat ga je doen?
Ga naar Arrêt Chapitre 5
Schrijf in jouw vocabulaireschrift/map 
met een vouw in het midden
links: Frans rechts: Nederlands
de woorden/zinnen van voca A op
Luister ook naar de uitspraak
Klaar? Bedek de Nederlandse vertaling en kijk welke zinnen je al kent. Werk met * en potlood
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Bienvenu(e)s!

Lesdoelen (buts)
Je gaat nieuwe Franse woorden leren die te maken hebben met mensen en activiteiten beschrijven


Wat ga je doen?
Ga naar Arrêt Chapitre 5
Schrijf in jouw vocabulaireschrift/map 
met een vouw in het midden
links: Frans rechts: Nederlands
de woorden/zinnen van voca A op
Luister ook naar de uitspraak
Klaar? Bedek de Nederlandse vertaling en kijk welke zinnen je al kent. Werk met * en potlood

Slide 1 - Diapositive

Tips weektaak
Opdracht 6c (Arbre généalogique) kun je in je schrift op papier doen en hoef je niet in te leveren in It's Learning
Printen en invullen mag natuurlijk ook!

Al ingeschreven op de intekenlijst voor de 
opdracht Francofolies?

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen/buts
Aan het eind van de les:

- Heb ik verteld over mijn weekend
- Heb ik het vervoegen van werkwoorden op -er herhaald en de onregelmatige werkwoorden 
être & avoir


Slide 3 - Diapositive

Question
Tu as passé un bon weekend?
Heb je een leuk weekend gehad?

Slide 4 - Diapositive

Qu'est-ce qu'on va faire?
Herhalen 
vervoegen werkwoorden op -er
in de 
présent 
 

Slide 5 - Diapositive

Wat zijn de uitgangen bij de vervoeging van een werkwoord op -er in de présent?

Slide 6 - Question ouverte

La bonne réponse:
je + e                          je demande = ik vraag
tu + es                       tu demandes = jij vraagt
il/elle/on + e            il demande = hij vraagt
nous + ons               nous demandons = wij vragen
vous + ez                  vous demandez = u vraagt/jullie vragen
ils/elles + ent          ils demandent = zij vragen

Slide 7 - Diapositive

Schrijf het hele rijtje op:
être in de présent

Slide 8 - Question ouverte

La bonne réponse
Je suis = ik ben
tu es = jij bent
il/elle/on est = hij/zij/men is / wij zijn
nous sommes = wij zijn
vous êtes = jullie zijn/u bent
ils/elles sont = zij zijn

Slide 9 - Diapositive

Noteer op jouw DPF
Wat je eventueel nog moet herhalen / oefenen

Slide 10 - Diapositive

Wat heb je geleerd
van deze les?

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Klaar? Ga zelfstandig aan de slag met de weektaak

In stilte werken zolang de timer loopt.

Slide 13 - Diapositive