Grammar Who & Which

Hi 4M.
Let's get started on Grammar 1.1
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Hi 4M.
Let's get started on Grammar 1.1

Slide 1 - Diapositive

BETREKKELIJKE VNW.
WHO - WHICH
in het Nederlands die en dat

Slide 2 - Diapositive

BETREKKELIJKE VNW.
We kennen de persoon niet die dit geld heeft gedoneerd.
We don't know the person who donated this money.

Slide 3 - Diapositive

WHO
bij personen
I play tennis with Bart, who lives in Amsterdam.
Je kijkt naar het woord ervoor.
In dit geval Bart en dat is een persoon, dus who.

Slide 4 - Diapositive

WHICH
bij dingen
(en dieren)
I play tennis, which is my favourite sport.
Je kijkt naar het woord ervoor.
In dit geval tennis en dat is een ding, dus which.

Slide 5 - Diapositive

Even oefenen..

Slide 6 - Diapositive

"WHO"
gebruik je bij...
A
dingen
B
dieren
C
personen
D
iedereen

Slide 7 - Quiz

"The monkey, .... was very young, has eaten a banana."
A
who
B
which

Slide 8 - Quiz

D is correct
The monkey, which was very young, has eaten a banana."

The monkey is een dier, dus gebruik je which.

Slide 9 - Diapositive

"This is the boy ... had an accident."
A
who
B
which

Slide 10 - Quiz

"The film, ... lasted for three hours, was boring."
A
who
B
which

Slide 11 - Quiz

"Is he the man ... found your wallet?"
A
who
B
which

Slide 12 - Quiz

"Yesterday I saw a car ... was really old."
A
who
B
which

Slide 13 - Quiz

"This is the ring ... I found yesterday."
A
who
B
which

Slide 14 - Quiz


Denk je dit onderwerp nu onder de knie te hebben?
A
Ja!
B
Jawel, maar ik ga er nog even mee oefenen.
C
Ik snap er niks van.

Slide 15 - Quiz