Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 40 min
Éléments de cette leçon
H4 Woordsoorten
Woordsoorten
Slide 1 - Diapositive
Wat is een werkwoord?
Slide 2 - Question ouverte
Het schijnt dat de grote man een tas en een gsm gestolen heeft in de buurt van het park.
Deze zin bevat:
A
4 lidwoorden
B
5 lidwoorden
C
6 lidwoorden
D
7 lidwoorden
Slide 3 - Quiz
Lidwoord
noem een lidwoord:
Slide 4 - Question ouverte
Lidwoorden
Drie lidwoorden: de
het
een
Een lidwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord:
de auto
het boek
een opdracht
Slide 5 - Diapositive
Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
Slide 6 - Question ouverte
Slide 7 - Diapositive
Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
Slide 8 - Question ouverte
Slide 9 - Diapositive
Noem een voorbeeld van een voorzetsel:
Slide 10 - Carte mentale
Slide 11 - Diapositive
Zoek de werkwoorden en lidwoorden in de zin:
Zin: Een foto van mijn moeder ligt in de lade.
A
Werkwoord: Ligt
Lidwoord(en): Een
B
Werkwoord: Ligt
Lidwoord(en): Een, de
C
Werkwoord: Ligt
Lidwoord(en): De
D
Werkwoord: Foto
Lidwoord(en): Een, de
Slide 12 - Quiz
Dansen, fietsen, bewegen
Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord
Op, in, naast, voor, achter
Utrecht, Martijn, stoel, hond
Het staat vóór het zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Voorzetsel
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijknaamwoord
Lidwoord
Slide 13 - Question de remorquage
Benoem de zelfstandig naamwoorden (ZN) en bijvoeglijk naamwoorden (BN):
Zin: In de gouden koets zit een mooie vrouw.
A
ZN: vrouw
BN: gouden
B
ZN: koets, vrouw
BN: gouden
C
ZN: koets, vrouw
BN: gouden, mooie
D
ZN: koets
BN: gouden, mooie
Slide 14 - Quiz
Maak nu zelf een zin en verwerk daarin minimaal 3 woordsoorten die je net hebt geleerd. Noteer vervolgens de woordsoorten. Zie uitleg voor een voorbeeld.