5.9 Spelling - Engelse werkwoorden

Spellen bij Nederlands
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Spellen bij Nederlands

Slide 1 - Diapositive

5.9 Spelling

Leerdoel:
Je weet hoe je Engelse werkwoorden in het Nederlands op de juiste manier spelt:

Slide 2 - Diapositive

Engelse werkwoorden

In de Nederlandse taal gebruiken we vaak Engelse werkwoorden. 
Wie downloadt er nou nog? Lekker streamen!

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Engelse werkwoorden
  • Soms schrijf je twee medeklinkers, om duidelijk te maken dat een woord op z'n Engels uitgesproken wordt. Zoals:
paintballen - ik paintball - hij paintballt
passen - ik pass - hij passt

En anders één medeklinker.
grillen - ik gril - hij grilt
stressen - ik stres - hij strest

Slide 5 - Diapositive

Werkwoorden als saven, timen en daten... 
behouden -e in de stam van het werkwoord
ott :  Ik date en jij datet, dat is een makkie.
ovt:  Ik datete, jij datete, dus wij dateten. 
vd  :  We hebben gedatet en goed getimed ook, want het bestand is op tijd gesaved!

               

Slide 6 - Diapositive

Weet je het niet? Twijfel je?
www.woordenlijst.org of woordenboek

Slide 7 - Diapositive

Woorden uit een andere taal die wij gebruiken in het Nederlands, noem je leenwoorden.
A
Echt wel!
B
Echt niet!

Slide 8 - Quiz

Je gebruikt de Nederlandse spellingregels voor het schrijven van de werkwoorden uit het Engels.
A
Yes!
B
No!

Slide 9 - Quiz


Ik at erg ongezond, ik ... de hele dag
A
snackde
B
gesnackt
C
snack
D
snackte

Slide 10 - Quiz

Engelse werkwoorden

Hij ...(racen - vt).
A
Hij racte.
B
Hij racette.
C
Hij racde.
D
Hij racete.

Slide 11 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald.
B
gevolleyballd.

Slide 12 - Quiz

Engelse werkwoorden

Hij ...(rugbyen - vt).
A
Hij rugbyte.
B
Hij rugbyde.
C
Hij rugbyente.
D
Hij rugbyende.

Slide 13 - Quiz

Engelse werkwoorden

Zij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 14 - Quiz

Engelse werkwoorden
Ik heb (paintballen)
A
gepaintbald
B
gepaintballd

Slide 15 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (daten-vt)
A
deette
B
date
C
datede
D
datete

Slide 16 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (managen-vt)
A
managede
B
managete
C
managde
D
managte

Slide 17 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (barbecueën-vt)
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 18 - Quiz

Wat doe joe noo nou?

Slide 19 - Diapositive

Geef aan hoe goed je de leerstof begrijpt:
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage

Extra: uitlegfilmpjes

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

1

Slide 23 - Vidéo

00:18
Wat leer je in dit filmpje?

Slide 24 - Question ouverte