1.1 Je moet keuzes maken! 1.2 Hoe word jij beÏnvloed?
1.3 Vergelijk jij voor je koopt?
1.4 Heb jij voldoende inkomen?
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4
Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Hoofdstuk 1
1.1 Je moet keuzes maken! 1.2 Hoe word jij beÏnvloed?
1.3 Vergelijk jij voor je koopt?
1.4 Heb jij voldoende inkomen?
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
Welvaart
BBP per hoofd =
gemiddeld inkomen per inwoner per jaar
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
Inkomensvormen
Inkomen uit arbeid + bezit → wel tegenprestatie
Inkomensoverdracht → geen tegenprestatie
Inkomen uit arbeid
- Loon/salaris
- Vakantiegeld
- Loon in natura
(spullen/diensten i.p.v. geld)
- Winst van ondernemer
Inkomen uit bezit
Rente, huur, pacht
Overdrachtsinkomen
Uitkering, zakgeld, kleedgeld of kinderbijslag
Slide 5 - Diapositive
personele inkomensverdeling
De verdeling van het totale
inkomen over de inwoners.
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
Nationaal inkomen
= het totaal van alle inkomens van de inwoners van een land per jaar (huur, loon, rente, pacht, winst).
Je kunt pas landen met elkaar vergelijken als je het inkomenper hoofd van de bevolking weet.
Formule
Inkomen per hoofd = nationaal inkomen : aantal inwoners
Slide 8 - Diapositive
Wat is het nationaal inkomen?
Slide 9 - Question ouverte
Wat is in Nederland ongeveer het inkomen per hoofd van de bevolking?
A
€ 5.000 per jaar
B
€ 25.000 per jaar
C
€ 50.000 per jaar
D
€ 100.000 per jaar
Slide 10 - Quiz
Een hoog inkomen per hoofd betekent dat iedereen in dat land een hoog inkomen heeft
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
nationaal inkomen per hoofd van de bevolking:
A
gemiddeld inkomen per persoon
B
gemiddeld jaarinkomen per persoon
C
gemiddeld jaarinkomen per persoon in een land
Slide 12 - Quiz
Dit is de berekening van het inkomen per hoofd van de bevolking
A
nationaal.inkomenje.salaris
B
nationaal.inkomenaantal.inwoners
C
aantal.inwonersnationaal.inkomen
D
je.salarisnationaal.inkomen
Slide 13 - Quiz
Startopdracht
Een Peugeot scooter kost € 2.129.
Een Kymco scooter kost € 1.749.
Hoeveel procent is de Peugeot duurder dan de Kymco?
Slide 14 - Diapositive
Stap 1
Reken het prijsverschil in euro’s uit:
Slide 15 - Diapositive
Stap 2
Met welke prijs moet je het berekende prijsverschil vergelijken?:
In de vraag staat: dan de Kymco. Je moet het prijsverschil dus vergelijken met de prijs van de Kymco.
Slide 16 - Diapositive
Stap 3
Noteer alle gegevens in een verhoudingstabel!:
Slide 17 - Diapositive
KA4a - Wat gaan we doen deze les?
Startopdracht
Terugblik: 1.4 Heb jij voldoende inkomen? Check lesdoelen
Hulp bij opdracht 43 en 44 op blz. 23
Zelfstandig werken?
Lesafsluiting
Slide 18 - Diapositive
Lesdoelen 1.4
Je hebt in deze paragraaf geleerd:
wat het verschil is tussen welvaart en welzijn
welke oorzaken er voor inkomensverschillen zijn
hoe je de verdeling van inkomens kunt aflezen uit een grafiek
Slide 19 - Diapositive
Welvaart & welzijn
Welvaart
In hoeverre je met je middelen (tijd en geld) in je behoeften kunt voorzien.
Iemand die erg rijk is heeft een hoge welvaart. Hij kan veel meer in zijn behoeften voorzien dan iemand die arm is.
Welzijn
Hoe gelukkig en tevreden ben je met je leven?
Slide 20 - Diapositive
Inkomensverschillen
Inkomensverschillen
Inkomensverschillen kunnen onstaan door een verschil in o.a.:
Leeftijd
Ervaring
Verantwoordelijkheden
Zwaarte van het beroep
Opleiding
On- of regelmatige uren
Modaal inkomen
Het meest voorkomende inkomen (NIET het gemiddelde).
Ongeveer de helft van modaal = minimum inkomen (= minimaal moet verdienen)
Slide 21 - Diapositive
Hier zou 75% van de bevolking 65% van het inkomen verdienen
Hier verdiend 75 % van de bevolking 25% van het inkomen
Slide 22 - Diapositive
KA4a - Wat gaan we doen deze les?
Startopdracht
Terugblik: 1.4 Heb jij voldoende inkomen? Check lesdoelen
Hulp bij opdracht 43 en 44 op blz. 23
Zelfstandig werken?
Lesafsluiting
Slide 23 - Diapositive
Hulp bij opdracht 43 en 44
Een prijsverschil in procenten berekenen
Slide 24 - Diapositive
Opdracht 43
Het bruto binnenlands product (bbp) van ons land is in een bepaald jaar € 685 miljard. Een jaar later is het bbp € 696 miljard. Bereken op één decimaal nauwkeurig met hoeveel procent het bruto binnenlands product is toegenomen.
timer
3:00
Slide 25 - Diapositive
Opdracht 44
Voor haar pensioen had Jitske een jaarinkomen van € 28.500. Nu is haar jaarinkomen € 17.812. Bereken op één decimaal nauwkeurig met hoeveel procent haar jaarinkomen is afgenomen.
timer
3:00
Slide 26 - Diapositive
KA4a - Wat gaan we doen deze les?
Startopdracht
Terugblik: 1.4 Heb jij voldoende inkomen? Check lesdoelen
Hulp bij opdracht 43 en 44 op blz. 23
Zelfstandig werken?
Lesafsluiting
Slide 27 - Diapositive
Zelfstandig werken
Afronden opdrachten van 1.4
Klaar? Nakijken met het nakijkboekje
Start met de oefenopgaven vanaf blz. 28
Slide 28 - Diapositive
Les afsluiting
Check lesdoelen:
wat het verschil is tussen welvaart en welzijn
welke oorzaken er voor inkomensverschillen zijn
hoe je de verdeling van inkomens kunt aflezen uit een grafiek
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Vidéo
Slide 31 - Vidéo
Voorbeeld 1: een stijging of daling in %
Door de goede resultaten van vorig seizoen heeft FC Sevilla haar seizoenskaarten duurder gemaakt.
In 2016 kostte een seizoenskaart EUR 150,-.
In 2017 kost deze kaart EUR 170,-
Vraag: met hoeveel % is de prijs gestegen?
(nieuw – oud ) : oud x 100%
Slide 32 - Diapositive
Voorbeeld 2: een stijging of daling in %
In 2010 rookten er 40 leerlingen op school.
Dit jaar zijn dit er nog 21.
Vraag: met hoeveel % is het aantal rokers afgenomen?