Spelling Blok 5 Week 1 Les 3

• Spelling
• Basisschool
• Groep 7

Het doel van deze les is:

Het herkennen van het werkwoordelijk gezegde

Welke leestekens kun jij allemaal plaatsen in onderstaand verhaal?

Milan en René reizen tweede klas in de trein

Later word ik bergbeklimmer zegt Milan

Milan ben jij weleens in de eeuwige sneeuw geweest vraagt René

Milan antwoordt al drie keer

René leunt met zijn hoofd tegen de glazen ruit en zegt bossen vind ik mooi maar van bergweiden besneeuwde bergtoppen en de frisse lucht geniet ik nog meer

Had jij dit ook allemaal?

Milan en René reizen tweede klas in de trein.

'Later word ik bergbeklimmer', zegt Milan.

'Milan, ben jij weleens in de eeuwige sneeuw geweest?' vraagt René.

Milan antwoordt: Al drie keer.'

René leunt met zijn hoofd tegen de glazen ruit en zegt: 'Bossen vind ik mooi, maar van bergweiden, besneeuwde bergtoppen en de frisse lucht geniet ik nog meer!'

Noem het rangtelwoord uit het verhaaltje:

1. eerste
2. tweede
3. derde
4. vierde

Welke woordsoort is 'klas'?

1. lidwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. voegwoord

Noem het telwoord dat in het verhaal voorkomt:

1. een
2. twee
3. drie
4. vier

Noem het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord uit het verhaal:

1. glazen
2. houten
3. papieren
4. kartonnen

Het werkwoordelijk gezegde

Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm en alle andere werkwoorden in de zin.

Milan wil bergen beklimmen.

De persoonsvorm is: wil.

Het werkwoordelijk gezegde is: wil beklimmen

Zoek het werkwoordelijk gezegde in deze zinnen.

Hij boekt een reis.

René zal sneeuwballen gaan gooien.

Hij heeft al een wandeling gemaakt.

Had jij deze werkwoordelijk gezegdes?

Hij boekt een reis.

Werkwoordelijk gezegde: boekt

René zal sneeuwballen gaan gooien.

Werkwoordelijk gezegde: zal gaan gooien

Hij heeft al een wandeling gemaakt.

Werkwoordelijk gezegde: heeft gemaakt

Schrijf van deze vier zinnen nu ook het onderwerp en het lijdend voorwerp op.

Milan wil bergen beklimmen.

Hij boekt een reis.

René zal sneeuwballen gaan gooien.

Hij heeft al een wandeling gemaakt.

Had jij hetzelfde?

Milan wil bergen beklimmen.

Ond.: Milan 

Lijd.vw.: bergen

Hij boekt een reis.

Ond.: hij 

Lijd.vw.: een reis

René zal sneeuwballen gaan gooien.

Ond.: René

Lijd.vw.: sneeuwballen

Hij heeft al een wandeling gemaakt.

Ond.: Hij

Lijd.vw.: een wandeling

Dictee... woorden

Woord 1:

Woord 2:

Woord 3:

Dictee woord 1

Dictee woord 2

Dictee woord 3

Dictee... zinnen

Zin 1:

Zin 2:

Zin 3:

Dictee zin 1

Dictee zin 2

Dictee zin 3

Welke woorden?

Welke woorden?

Wat heb ik vandaag geleerd?

* Ik weet wat een werkwoordelijk gezegde is

* Ik kan een werkwoordelijk gezegde vinden in een zin.

Wil je het voor jezelf controleren?

Ik zal het werkwoordelijk gezegde gaan vinden!

Verwerking:

Je mag aan de slag met:

* Blok 5 Week 1 les 3 in je werkboek (blz. 5)

* Werkwoorden (blz. 68)

Succes!