1km formuleren H1 les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Welkom!

Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint:

• leesboek
• lesboek Nieuw Nederlands
• collegeblok/schrift
• pen

Lesplanning

• Opening/welkom
• Lezen
• Startopdracht
  
• Uitleg theorie + aantekening
  
• Opdrachten nakijken/maken 
• Huiswerk
• Evaluatie les 

Lesdoelen

Ik weet wat de- en het-woorden zijn.

Maken startopdracht blz. 30

De- en het-woorden

In het Nederlands heb je de- en het-woorden. Vaak weet je wel wanneer je de of het moet gebruiken. Weet je dat niet? Gebruik dan het woordenboek.

- prin-ter de; (m) - s

- wo - ning de; (v) - en

- on - der- zoek het; (o) - en

De- en het-woorden

Deze, die, dit dat

Bij de-woorden gebruik je deze en die:

de printer, die printer, deze printers.

Bij het-woorden gebruik je dit en dat.

het onderzoek, dit onderzoek, dat onderzoek.

Opdracht 1 blz. 30

Opdracht 2 blz. 30

Opdracht 2 blz. 30

1 Ik ben de sleutel van mijn fiets kwijtgeraakt.

Opdracht 2 blz. 30

1 Ik ben de sleutel van mijn fiets kwijtgeraakt.

2 Staat in het overzicht wanneer we moeten spelen?

Opdracht 2 blz. 30

1 Ik ben de sleutel van mijn fiets kwijtgeraakt.

2 Staat in het overzicht wanneer we moeten spelen?

3 Tijdens het interview viel het geluid weg.

Opdracht 2 blz. 30

1 Ik ben de sleutel van mijn fiets kwijtgeraakt.

2 Staat in het overzicht wanneer we moeten spelen?

3 Tijdens het interview viel het geluid weg. 

4 Het jongetje struikelde over de snoeren van de lamp.

Opdracht 2 blz. 30

1 Ik ben de sleutel van mijn fiets kwijtgeraakt.

2 Staat in het overzicht wanneer we moeten spelen?

3 Tijdens het interview viel het geluid weg.

4 Het jongetje struikelde over de snoeren van de lamp.

5 In de fabriek naast ons huis maken ze onderdelen voor motoren.

Opdracht 2 blz. 30

1 Ik ben de sleutel van mijn fiets kwijtgeraakt.

2 Staat in het overzicht wanneer we moeten spelen?

3 Tijdens het interview viel het geluid weg.

4 Het jongetje struikelde over de snoeren van de lamp.

5 In de fabriek naast ons huis maken ze onderdelen voor motoren.

6 Björn kwam te laat voor de presentatie van zijn vriend.

Opdracht 3 blz.31

Opdracht 3 blz.31

1 dit of dat opstel

Opdracht 3 blz.31

1 dit of dat opstel

2 deze of die radio

 

Opdracht 3 blz.31

1 dit of dat opstel

2 deze of die radio

3 dit of dat feest

 

Opdracht 3 blz.31

1 dit of dat opstel

2 deze of die radio

3 dit of dat feest

4 deze of die film

Opdracht 3 blz.31

1 dit of dat opstel

2 deze of die radio

3 dit of dat feest

4 deze of die film

5 deze of die lijst

 

Opdracht 3 blz.31

1 dit of dat opstel

2 deze of die radio

3 dit of dat feest

4 deze of die film

5 deze of die lijst

6 dit of dat geluid

 

Opdracht 4 blz.31

Opdracht 4 blz.31

1 Die smartphone is voor driehonderd euro te koop bij dat winkeltje op de hoek.

Opdracht 4 blz.31

1 Die smartphone is voor driehonderd euro te koop bij dat winkeltje op de hoek.

2 Heb jij dat wonderlijke verschijnsel op die foto’s gezien?

Opdracht 4 blz.31

1 Die smartphone is voor driehonderd euro te koop bij dat winkeltje op de hoek.

2 Heb jij dat wonderlijke verschijnsel op die foto’s gezien?

3 Denk jij dat die atleet die prestatie kan verbeteren?

Opdracht 4 blz.31

1 Die smartphone is voor driehonderd euro te koop bij dat winkeltje op de hoek.

2 Heb jij dat wonderlijke verschijnsel op die foto’s gezien?

3 Denk jij dat die atleet die prestatie kan verbeteren?

4 Dat ene beeld uit dat filmpje raak ik maar niet kwijt.

Opdracht 4 blz.31

1 Die smartphone is voor driehonderd euro te koop bij dat winkeltje op de hoek.

2 Heb jij dat wonderlijke verschijnsel op die foto’s gezien?

3 Denk jij dat die atleet die prestatie kan verbeteren?

4 Dat ene beeld uit dat filmpje raak ik maar niet kwijt.

5 Die acteur laat die emotie duidelijk zien in zijn spel.

Opdracht 4 blz.31

1 Die smartphone is voor driehonderd euro te koop bij dat winkeltje op de hoek.

2 Heb jij dat wonderlijke verschijnsel op die foto’s gezien?

3 Denk jij dat die atleet die prestatie kan verbeteren?

4 Dat ene beeld uit dat filmpje raak ik maar niet kwijt.

5 Die acteur laat die emotie duidelijk zien in zijn spel.

6 Moet ik dat bedrag overmaken naar die rekening?

Opdracht 5 blz.31

Opdracht 5 blz.31

1 die feesttent

Opdracht 5 blz.31

1 die feesttent

2 dit dure schilderij

Opdracht 5 blz.31

1 die feesttent

2 dit dure schilderij

3 deze tag

Opdracht 5 blz.31

1 die feesttent

2 dit dure schilderij

3 deze tag

4 Dit blauwe shirt, deze spijkerbroek

Opdracht 5 blz.31

1 die feesttent

2 dit dure schilderij

3 deze tag

4 Dit blauwe shirt, deze spijkerbroek

5 dat gesprek

Opdracht 5 blz.31

1 die feesttent

2 dit dure schilderij

3 deze tag

4 Dit blauwe shirt, deze spijkerbroek

5 dat gesprek

6 die opsomming

Zelfstandig werken - in stilte

Lezen:

Theorie blz. 32.

Maken:

Opdracht 1 t/m 5 blz. 32-33.

Tekst

Huiswerk

Lezen:

Theorie blz. 32.

Maken:

Opdracht 1,2,3 en 5 blz. 32-33.

Wat heb je geleerd
deze les?