§3.1 Hoe betaal je?

1 / 18
suivant
Slide 1: Vidéo
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

Startvraag
Waarmee kan je tegenwoordig allemaal betalen?
  • Contant geld
  • Via de bank (internetbankieren)
  • Tikkie (bank)
  • ov kaart (elektronisch)
  • Contactloos met je pinpas of telefoon (elektronisch)

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
  • Aan het eind van de les kun je:
  • uitleggen wat het verschil is tussen directe en indirecte ruil
  • 3 geldfuncties noemen en er voorbeelden bij geven
  • het verschil tussen chartaal en giraal geld uitleggen
  • drie manieren van giraal betalen noemen
  • met een berekening het saldo op je bankrekening checken

Slide 3 - Diapositive

Directe ruil en 
indirecte ruil

  • Het ruilen van goederen tegen goederen noem je directe ruil.

  • Gebruik je geld om een product te 'ruilen', dan noem je dat indirecte ruil.
Directe ruil

Slide 4 - Diapositive

Chartaal geld
Contant geld: munten en bankbiljetten.



Contant=Cash=Chartaal

Slide 5 - Diapositive

Giraal geld 



  • Op je bankrekening
  •  Niet tastbaar

  • Bank = Giro = Giraal

Slide 6 - Diapositive

Verandering soort geld
Als je geld opneemt bij een geldautomaat...
  • Daalt de hoeveelheid giraal geld
  • Stijgt de hoeveelheid chartaal geld 




Slide 7 - Diapositive

Functies van geld
Ruilmiddel
Rekenmiddel
Spaarmiddel

Slide 8 - Diapositive

Elektronisch betalen
Betalen met je pinpas, via internet of telefoon

Slide 9 - Diapositive

Je saldo
  • Je saldo is het bedrag dat op je bankrekening staat.
  • Creditsaldo: je staat in de plus, je hebt geld tegoed.
  • Debetsaldo: Je staat in de min, in het rood, negatief saldo.
  • Nieuw saldo = oude saldo + ontvangsten  - betalingen

Slide 10 - Diapositive

Nieuw saldo berekenen
oud saldo
+ Ontvangsten
- Uitgaven
-----------------
nieuw saldo
+ Positief saldo = Credit Saldo


 - Negatief saldo = Debet Saldo = rood staan          

Slide 11 - Diapositive

Samen oefenen
Piet had maandag €350,- op zijn bankrekening. Zijn salaris van €175,- werd op dinsdag gestort. Hij heeft verder ongeveer €60,- uitgegeven aan dagelijkse uitgaven.

  • Bereken het nieuwe saldo van Piet
  • Is dit een credit of een debetsaldo?
  • 350 + 175 - 60 = €465
  • Creditsaldo, want het is een positief saldo

timer
2:00

Slide 12 - Diapositive

Vandaag
Samenvatting maken §3.1 (15 min)
Zelfstandig werken (15 min)
Uitleg (20 min)
Toetsbespreking (30 min)

Slide 13 - Diapositive

Opdracht
Wat: maak opdracht 2 t/m 8  vanaf blz. 70 
Hoe: Gebruik je aantekeningen en als dat nodig gebruik nog een keer de leertekst in het boek
Tijd: 15 minuten (stiltemoment) 
Resultaat: We gaan de antwoorden bespreken
Klaar: Begin alvast aan je huiswerk: 9 t/m 13 vanaf blz 72


timer
15:00

Slide 14 - Diapositive

Opdracht
Wat: maak een samenvatting van paragraaf 3.1  blz. 70
Hoe: Lees eerst de tekst, zodat je die begrijpt. Schrijf de tekst vervolgens in je eigen woorden op. Het liefst met steekwoorden. Maak als het kan een mind map.
Tijd: 15 minuten (stiltemoment) 
Resultaat: De samenvatting ga je gebruiken voor het maken van de opdrachten
Klaar: Begin alvast met de opdrachten van de paragraaf op blz. 70


timer
15:00

Slide 15 - Diapositive

Zelfstandig werken
Maken 3.1 opdracht 2 t/m 13

Vragen? Vinger opsteken 

Klaar? Iets voor jezelf 
timer
10:00

Slide 16 - Diapositive

Herhaling
  • Ruil
  • Soorten geld
  • Geldfuncties
  • Elektronisch betalen
  • Saldo

Slide 17 - Diapositive

Huiswerk volgende les
Maken: opgaven (2t/m 13)
Lezen: §3.2 t/m enkelvoudige interest

Slide 18 - Diapositive