Unit 5 Havo 2 Grammar Recap

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Unit 5 Havo 2 Grammar Recap

Today's programme

Future

If-sentences

Adjectives & adverbs

Doelen

Na deze les...

 ...weet je hoe je the future moet gebruiken om zinnen te maken in de toekomende tijd;

...weet je wat een if-sentence is en hoe je deze moet maken en gebruiken;

...weet je het verschil tussen adjectives en adverbs en kun je zelfstandig zinnen maken.

Welke 4 werkwoordstijden gebruik je om over de toekomst te praten?

4 ways to write the Future tense:

1) present simple -> The bus leaves at 6.

2) present continuous -> I'm leaving for Paris tomorrow.

3) to be going to -> She's going to move to Paris next summer.

4) will/shall -> I will live in Paris one day.

Alice ............ (sing) for a live audience some day.

Once she's asked to perform live, Alice .............. (sing) live on TV.

RTL ............. (broadcast) The news every night at 8.

Alice ............... (perform) live on television this Friday

If-sentences: 1st conditional

Je gebruikt de first conditional om aan te geven als er aan een bepaalde voorwaarde wordt voldaan, de kans heel groot is dat het gaat gebeuren.

Een if-sentence bestaat uit twee delen:

de if-zin en een de hoofdzin

If-sentences: 1st conditional

Voorbeeld:

If you study hard, you will pass the test.

If you study hard = voorwaarde

you will past the test = waarschijnlijk gevolg

If-sentences: 1st conditional

De if-zin staat in de present simple

If you drink your water,

De hoofdzin gebruikt will + hele werkwoord

you will stay hydrated.

If-sentences: 1st conditional

Maar, let op!

Je kunt ook de if-zin en de hoofdzin omdraaien:

You will stay hydrated, if you drink water.

Wat zijn adjectives & adverbs?

Adjectives

Een adjective (bijvoegelijk naamwoord) zeg iets over een noun (zelfstandig naamwoord)

Vb: Henry is a beautiful man

Maak een zin met een adjective!

Adverbs

Een adverb (bijwoord) kan iets zeggen over:

een verb (werkwoord) The car drove superbly.

een adjective (bijvoegelijk naamwoord) He was incredibly happy.

een adverb (bijwoord) He runs really quickly.

de hele zin Luckily, he was able to escape the geese.

Adverbs

Een adverb kun je vaak maken door -ly achter een adjective te zetten. Let wel op spelling, er zijn uitzonderingen:

Easy-easily

Probable-probably

Good-well

Maak een zin met een adverb!

Ik ben klaar voor de toets!

😒🙁😐🙂😃