2.1 De oude grieken mavo/havo

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

2.1 De Oude Grieken

Lees blz 28 voor jezelf in stilte: vergeet niet een markeerstift te pakken om belangrijke zaken aan te strepen.

Ben je klaar: zoek voor jezelf een leuk feitje op over Griekenland op je laptop
ga vervolgens opzoek naar het PTD 2 van geschiedenis in magister

leg je spullen op je tafel: probeer zelf te bedenken wat je nodig hebt.

Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga

Tijdvak 2: de tijd van Grieken en Romeinen (oudheid)

Jaartallen: 3000 V.Chr. tot 500 N.Chr.

Leerdoel

1. Je kunt drie kenmerken noemen van Griekse stadstaten.
   
2. Je kunt uitleggen hoe en door wie de Griekse stadstaten, waaronder Athene, bestuurd werd.
   
3. Je kunt uitleggen welke rol godenverhalen en wetenschap hadden in de Griekse cultuur.

Vanaf 800 v.C. woonde aan de kusten van de Middellandse Zee het Griekse volk. Deze kaart is uit 500 v.C. 

Stadsstaat

• Het volk woonde niet in één staat, maar was verdeeld over zo’n 700 verschillende stadstaten. 
• Een stad met het land
  eromheen noemen we een stadsstaat of polis
• Elke stadsstaat had andere regels
• 700 verschillende stadsstaten in het oude Griekenland
• Bekendste: Athene, Sparta
  

Griekse 

stadstaten 

• Poleis (meervoud van polis) worden op verschillende manieren bestuurd. Maken eigen wetten. 

• Ze hebben wel vaak dezelfde 'Griekse' cultuur, taal en goden

• De bekendste poleis waren Athene en Sparta

bestuursvormen opdracht

• Deel een A3 of A4 papier in 4 vakken in en maak in elk vak een poster die bij 1 van de 4 bestuursvormen in Griekenland hoort  
• laat in het vak de kenmerken van de bestuursvorm naar voren komen zoals in het filmpje verteld is
• deze opdracht doe je in groepjes van 2 of 3 personen
• je hebt hier 20 minuten de tijd voor in de les
• volgende week dinsdag lever je het uiterlijk in

Ben je klaar, ga je aan de slag met je huiswerk: maken opdrachten 1 t/m 6 op blz 51 t/m 53 van je werkboek

Aan het werk

1. huiswerk: maken opdrachten 1 t/m 6 op blz 51 t/m 53 van je werkboek

ben je klaar: maak een begin met de begrippenkaartjes van paragraaf 2.1

even afronden

1. Welke overeenkomsten hebben de Griekse stadstaten met elkaar?
2. Welke 4 bestuursvormen zijn er in Griekenland, vertel ook kort wat het inhoudt.

2.1 De Oude Grieken

Lees blz 29 voor jezelf in stilte: vergeet niet een markeerstift te pakken om belangrijke zaken aan te strepen.

Ben je klaar: Pak een blaadje van de tafel en schrijf daar willekeurig een naam op van een klasgenoot (niet je eigen naam)

leg je spullen op je tafel: probeer zelf te bedenken wat je nodig hebt.

Leerdoel

1. Je kunt drie kenmerken noemen van Griekse stadstaten.
   
2. Je kunt uitleggen hoe en door wie de Griekse stadstaten, waaronder Athene, bestuurd werd.
   
3. Je kunt uitleggen welke rol godenverhalen en wetenschap hadden in de Griekse cultuur.

even herhalen

1. Waarom gingen de oude Grieken zich over Europa verspreiden?
2. waarin verschillen de Griekse stadstaten van elkaar?
3. wat houdt de bestuursvorm Tirannie in? 

Athene

• Het volk is de baas (democratie)

• Oorlog en het leger zijn minder belangrijk

• Kinderen krijgen een opvoeding met veel kunst en cultuur

• Ongelijkheid tussen mensen

De Atheense 

democratie

• In Athene was het volk de baas. 
• Er werd gestemd over belangrijke beslissingen.
• Dat was niet altijd zo geweest...

schervengericht

• ostracisme: iemand met veel macht wordt door middel van stemmen verbannen.
•  door middel van een stemming in de Atheense volksvergadering wordt iemand voor 10 jaar verbannen
• Dit deden ze door 1 voor 1 naar de stembus te komen en op iemand te stemmen waarvan zij dachten dat diegene teveel macht heeft

Democratie?!

• Niet helemaal...
• ...alleen mannelijke burgers (ongeveer 16% van de bevolking) die burgerrechten hadden. Alleen dan mag je meebeslissen over het bestuur.
• Vrouwen, slaven en vreemdelingen mochten niet meepraten.

Ongelijkheid Athene

1. Vrije burgers = vrij, man, geboren in Athene en 18+: beslissen wat er in Athene gebeurt
2. Vrouwen en kinderen en vreemdelingen: mogen niet mee beslissen 
3. Slaven = Een slaaf is iemand die het eigendom is van iemand anders. Een slaaf is dus onvrij en heeft geen rechten.

Sparta (=monarchie)

Voorbeeld van een stad waar een koning aan de macht was: 

Sparta

Maar er was iets bijzonders: er waren 2 koningen 

Waarom?

aan het werk

• Maken opdrachten 7 t/m 12 van je werkboek op blz 53 t/m 55 
• opstromen? maak 13 en 14 ook
• doe dit zoveel mogelijk in stilte, overleggen met buurman of buurvrouw
• Vragen of onduidelijkheden: vinger omhoog

• klaar? dan kun je nakijken of bezig met de begrippen kaartjes voor de volgende toets.

afsluiting

1. wat betekent het begrip ostracisme?
2. Waarom zijn er in Sparta 2 koningen in plaats van 1?
3. Wie mogen er in Athene wel en niet stemmen?