Week 15 - gram H3 - wg of ng - les 1

Welkom
woensdag 12 april
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom
woensdag 12 april

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  • Terugblik vorige les
  • Grammatica H3 - wg of ng
  • Summatieve toets bespreken
  • Volgende les: spellingboekje mee

Slide 2 - Diapositive

Herhaling werkwoordspelling
  1. De tegenstander (aanvaarden) zijn verlies niet.
  2.  De schaatsers werden (toejuichen) door het (toestromen) publiek.
  3. Ik (vermoeden) dat hij vandaag niet meer (vinden) (worden).
  4. Hopelijk (verbeteren) je werkhouding steeds meer.
  5. Door een computerstoring (worden) de krant niet (bezorgen) (vt)
  6. Hij (hebben) (beloven) om voor zijn zusje te (zorgen)

Slide 3 - Diapositive

Herhaling werkwoordspelling
  1. aanvaardt
  2.  toegejuicht, toegestroomde
  3.  vermoed, gevonden, wordt
  4. verbetert
  5. werd bezorgd
  6. heeft, beloofd, zorgen

Slide 4 - Diapositive

Grammatica zinsdelen H3
Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde

Slide 5 - Diapositive

Verschil WG- NG
Hij wordt volgende week meegenomen naar die nieuwe eettent.

Hij wordt volgende week 50 jaar.

Slide 6 - Diapositive

Verschil WG - NG
Wg = wat iemand/iets doet
Ng = wat iemand/iets is/wordt

Mevrouw Snoeij overhandigt de toetsblaadjes.
Mevrouw Snoeij is docent Nederlands.

Slide 7 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde (ng)
  • Bevat een werkwoordelijk deel (alle ww van de zin).
  • Bevat een naamwoordelijk deel (bijvoeglijk/zelfstandig naamwoord dat een eigenschap aangeeft van het onderwerp).
  • Heeft altijd 1 koppelwerkwoord (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen).
  • OF wg OF ng in de zin.
  • Een zin met ng heeft NOOIT een lv in de zin. 

Slide 8 - Diapositive

Ng?
Zouden alle bruidsparen in de zevende hemel zijn tijdens hun huwelijksreis?

Slide 9 - Diapositive

Stappenplan wg of ng?
  1. Noteer pv + ow.
  2. Staat er (een vorm van) een kww in de zin? ja, stap 3. Nee, zin heeft wg (alle ww in de zin).
  3. Staat er een belangrijk ww in de zin? Weet je wat het onderwerp doet? Nee, zin heeft ng en door met stap 4. Ja zin heeft wg (alle ww in de zin) .

Slide 10 - Diapositive

Stappenplan wg of ng?
4. Naamwoordelijk deel = wat + pv + ow + overige werkwoorden.
5. Ng = pv + [naamwoordelijk deel] + overige werkwoorden.

Zijn reis naar Afrika was een fantastisch avontuur.
1. Zijn reis naar Afrika (ow), was (pv)
2. Ja => was 
3. Nee geen zww of ow doet iets
4. Wat was zijn reis naar Afrika? Een fantastisch avontuur (nw. deel)
5. Ng = was [een fantastisch avontuur]

Slide 11 - Diapositive

Deze uitleg van de docent is handig
  1. Pv: is, ow: deze uitleg van de docent
  2. JA (is)
  3. NEE
  4. Wat is deze uitleg van de docent? [handig]
  5. Ng = is [handig] 

Slide 12 - Diapositive

Mijn horloge is al maanden kapot.
A
De zin bevat een wg
B
De zin bevat een ng

Slide 13 - Quiz

Ik schijn volgend jaar te gaan verhuizen.
A
De zin heeft een wg
B
De zin heeft een ng

Slide 14 - Quiz

Werkdoelen
Grammatica zinsdelen H3, maken opdr. 1 t/m 3 (deadline = dinsdag 18 april)

Slide 15 - Diapositive