Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
has/have to + hele werkwoord
1. Iets moet van iemand anders, niet van jou.
2. 'Het is nodig' -> noodzaak
Mum says I have to do the dishes.I have to finish this essay today. We have to hand them in tomorrow
Als je have to in ontkennende zinnen gebruikt, dan verandert de betekenis van 'moeten' in 'niet hoeven'.
Don't have to + hele werkwoord Doesn't have to + hele werkwoord
She doesn't have to walk her dog.