Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
Jou of jouw?
Jouw is een bezittelijk voornaamwoord. Jou een persoonlijk voornaamwoord. Tip: vervang het woord met 'mij' of 'mijn'. Hoor je mijn? Je schrijft dan jouw.
Dat schrift is van jou.
Jouw computer doet het niet meer.
Slide 3 - Diapositive
Persoonlijke voornaamwoorden
ik jij hij zij wij jullie zij (meervoud)
Slide 4 - Diapositive
Bezittelijke voornaamwoorden
ik --> mijn je --> jouw hij -->zijn zij --> haar u --> uw wij--> ons , onze jullie --> jullie zij --> hun
Slide 5 - Diapositive
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
ik
mijn, mij
jij
jouw, jou
hij zij
zijn haar
u
uw
wij
ons
jullie
jullie
zij
hun
Slide 6 - Diapositive
jou of jouw?
Je schrijft jouw als het voor een zelfstandig naamwoord staat.
Tip: als je jouw vervangt door uw, hoor je een w? In dat geval schrijf je ook een w.
Is dat jouw tas?
Laten we naar jouw huis gaan.
Slide 7 - Diapositive
Is dit .... horloge?
Slide 8 - Question ouverte
Is dit ... tekst?
Slide 9 - Question ouverte
hun en hen
Zij --> persoonlijk voornaamwoord --> werkwoord
Hun --> bezittelijk voornaamwoord --> hun horloge Voorzetsel --> Hen van hen door hen van hen aan hen
Slide 10 - Diapositive
learningapps.org
Slide 11 - Lien
https:
Slide 12 - Lien
U / Uw drankje is inmiddels niet meer zo koud.
A
U
B
Uw
Slide 13 - Quiz
Je moet het (mij / mijn) maar niet kwalijk nemen.
A
mij
B
mijn
Slide 14 - Quiz
(Me / Mijn) zusje is gisteren vijf jaar geworden.
A
Me
B
Mijn
Slide 15 - Quiz
Van (u / uw) had ik dat niet verwacht.
A
u
B
uw
Slide 16 - Quiz
Dat boek van (jou / jouw) is niet gekaft.
A
jou
B
jouw
Slide 17 - Quiz
Van (mij / mijn) moeder hoef je geen medelijden te verwachten.
A
me
B
mijn
Slide 18 - Quiz
Moet dat konijn van (jou / jouw) niet gevoerd worden?
A
jou
B
jouw
Slide 19 - Quiz
Is (jou / jouw) lippenstift nou rood of roze?
A
jou
B
jouw
Slide 20 - Quiz
Die kat van (u / uw) is best brutaal.
A
u
B
uw
Slide 21 - Quiz
Nou, die vader van (jou / jouw) heeft ons allemaal perplex doen staan!
A
jou
B
jouw
Slide 22 - Quiz
Wanneer gebruik je 'me / mijn', 'u / uw' en 'jou / jouw'?