H1d leesvaardigheid week 11

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Dit geldt ook voor degenen die de les online volgen.

Lezen

Wat is hier fout?

Lesdoelen

Ik kan / weet:

• tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.
• chronologische, opsommende, tegenstellende en toelichtende verbanden in een tekst herkennen.

Vorige week

Tekstsoorten en -doelen

Een schrijver heeft een doel met een tekst; hij wil daar iets mee bereiken.

Daarvoor gebruikt hij een soort tekst.

Tekstdoelen en -soorten

Tekstdoel?

1. Informeren
2. Amuseren
3. Activeren
4. Overhalen

Tekstdoel?

1. Informeren
2. Activeren
3. Amuseren
4. Overtuigen

Een krantenartikel is een

1. tekstsoort
2. tekstdoel

https:

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'ook'?

1. Concluderend tekstverband
2. Tijdsvolgorde tekstverband
3. Redengevend tekstverband
4. Opsommend tekstverband

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'binnenkort'?

1. chronologisch tekstverband
2. opsommend tekstverband
3. tegenstellend tekstverband
4. toelichtend tekstverband

Opdracht maken 

Werkboekje leesvaardigheid blz. 15 t/m 18

maken opdracht 1 t/m 3 (ook huiswerk)

Als je klaar bent, lever je deze opdrachten in via Teams - opdrachten.

Degenen die via Teams deze les volgen, mogen nu deze online les verlaten en zelfstandig aan het huiswerk beginnen.

Vrijdag kijken we de opdrachten samen na.

Tekstdoel?

1. informeren
2. activeren
3. overtuigen
4. amuseren

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord ’bijvoorbeeld’?

1. samenvattend tekstverband
2. toelichtend tekstverband
3. tegenstellend tekstverband
4. opsommend tekstverband

Het regent, maar toch schijnt de zon.

1. opsommend tekstverband
2. tijdsvolgorde
3. tegenstellend tekstverband

Welk tekstverband herken je in
deze zin?

1. Chronologisch verband
2. Toelichtend verband
3. Opsommend verband
4. Tegenstellend verband

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord ’verder’?

1. opsommend tekstverband
2. tegenstellend tekstverband
3. chronologisch tekstverband
4. redengevend tekstverband

Hij heeft een electrische fiets, zodat hij sneller op school is.
Welk signaalwoord?

1. op
2. sneller
3. zodat
4. fiets

Hij gebruikt zijn paraplu om niet nat te worden in de regen.
Welk tekstverband?

1. vergelijkend verband
2. samenvattend verband
3. doel-middel verband

Dit was een lang verhaal over de diefstal. Al met al een hele vervelende gebeurtenis.
Welk(e) signaalwoord(en)?

1. al met al
2. hele
3. lang verhaal
4. al

Hoe vind je zelf dat je gewerkt hebt?

1. :)
2. :|
3. :(

Huiswerk week 11:

inleveren vrijdag 19-03 via Teams opdrachten

blz. 15 t/m 18

maken opdracht 1 t/m 3