Engelse werkwoorden

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
1. Ik-vorm (bij: ik, of jij achter de pv)
2. Ik-vorm + t (bij: jij, hij, zij, men)
3. Hele werkwoord (bij: wij, jullie en zij)

- ik loop, ik vind, ik fiets, ik vaar, loop jij, vind jij, fiets jij, vaar jij
- jij loopt, hij vindt, zij fietst, men vaart
- wij lopen,jullie vinden, zij fietsen, wij varen
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
1. Ik-vorm (bij: ik, of jij achter de pv)
2. Ik-vorm + t (bij: jij, hij, zij, men)
3. Hele werkwoord (bij: wij, jullie en zij)

- ik loop, ik vind, ik fiets, ik vaar, loop jij, vind jij, fiets jij, vaar jij
- jij loopt, hij vindt, zij fietst, men vaart
- wij lopen,jullie vinden, zij fietsen, wij varen

Slide 1 - Diapositive

persoonsvorm verleden tijd
Twee mogelijkheden:

zwakke werkwoorden (fietsen - fietsten, gooien - gooiden)
en
sterke werkwoorden (lopen - liepen, kijken - keken)

Slide 2 - Diapositive

Zwakke werkwoorden
Je maakt de verleden tijd van een zwak werkwoord als volgt:

- ik-vorm + de / te bij ik, jij, hij, zij, men
- ik-vorm + den / ten bij wij, jullie en zij

ik bloedde, jij fietste, hij antwoordde
wij bloedden, jullie fietsten, zij antwoordden

Bij twijfel over de(n) of te(n) gebruik je de regel van 't Kofschip X

Slide 3 - Diapositive

'T KoFSCHiP X
Is het: ik schrobde of ik schrobte?

1. Haal -en van het hele werkwoord af. Schrobben - schrobb

2. Zit de laatste letter in 't Kofschip X?
Ja: ik-vorm + te(n)
Nee: ik-vorm + de(n)

Slide 4 - Diapositive

Sterke werkwoorden
Bij een sterk werkwoord verandert de klank in de verleden tijd:

worden - werden - geworden
zingen - zongen - gezongen
lopen - liepen - gelopen


Slide 5 - Diapositive

Engelse werkwoorden

Slide 6 - Diapositive

doel
Na het doorlopen van deze LessonUp snap ik hoe je de Engelse werkwoorden moet schrijven

Slide 7 - Diapositive

Theorie
Bij de meeste werkwoorden  werkt het hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.

Slide 8 - Diapositive

Let op!
maar..... let op de uitspraak           

Slide 9 - Diapositive

Let op!
Woorden met een dubbele medeklinker 'vernederlandsen', tenzij dat de uitspraak beïnvloedt.

Crossen --> ik cros, jij croste, hij heeft gecrost.

Paintballen --> ik paintball, hij paintballde, zij heeft gepaintballd.    

Slide 10 - Diapositive

Engelse werkwoorden
-Hetzelfde als Nederlandse werkwoorden
-Bij werkwoorden die eindigen op -e de 'e' laten staan.
faken --> ik vorm: fake --> hij fake+t (tt)
                                           --> hij fake+te

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Even testen
Hoe schrijf je de volgende Engelse werkwoorden?

Slide 13 - Diapositive

hij-vorm, vt: timen
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 14 - Quiz

hij-vorm, vt: barbecueën
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 15 - Quiz

hij-vorm, vt: lunchen
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 16 - Quiz

hij-vorm, tt: deleten
A
deletet
B
delet

Slide 17 - Quiz

hij-vorm, vt: racen
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 18 - Quiz

Mijn vader (downloaden, tt) elke dag een paar nieuwe liedjes
A
download
B
downloat
C
downloadt
D
downloadde

Slide 19 - Quiz

Hoe schrijf je het werkwoord?
Gisteren .... (timen) hij de bal goed.
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 20 - Quiz

Hoe schrijf je het werkwoord?
Hij ... (lunchen) gisteren in de Herenstraat.
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 21 - Quiz

Hoe schrijf je het werkwoord?

Hij ... (deleten) de bestanden.
A
deletet
B
delet

Slide 22 - Quiz

Hoe schrijf je het werkwoord?

Hij ... (racen) vorige week de sterren van de hemel.
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 23 - Quiz

Romy en Marie (racen, vt) op hun fiets door de straat
A
raceten
B
racetten
C
raceden

Slide 24 - Quiz

Tijdens de marathon (finishen, vt) Anniek en Irma tegelijk.
A
finishden
B
finishten
C
finishtten

Slide 25 - Quiz

Mijn vader (downloaden, tt) elke dag een paar nieuwe liedjes
A
download
B
downloat
C
downloadt
D
downloadde

Slide 26 - Quiz

De journalist (interviewen, tt) mij voor de derde keer.
A
interviewt
B
intervieuwt
C
interviewd
D
interviewdde

Slide 27 - Quiz

Jason (barbecueën, tt) het liefst in de achtertuin van zijn huis.
A
barbecued
B
barbecuedt
C
barbecuet
D
barbecuette

Slide 28 - Quiz

Op die gladde weg (skate, tt) mijn vriendje het liefst.
A
skatet
B
skate
C
skated

Slide 29 - Quiz

Romy en Marie (racen, vt) op hun fiets door de straat
A
raceten
B
racetten
C
raceden

Slide 30 - Quiz

Tijdens de marathon (finishen, vt) Anniek en Irma tegelijk.
A
finishden
B
finishten
C
finishtten

Slide 31 - Quiz

Extra oefenen?

Op de volgende slide staat een link naar cambiumned.

Hier kun je nog een keer de theorie nalezen en een oefening maken

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Lien

0

Slide 34 - Vidéo

Beheers je het leerdoel: ik weet hoe ik de Engelse ww moet schrijven?

Slide 35 - Question ouverte

Slide 36 - Diapositive